Voorbeeldige fietsers en een ongeduldige automobilist

Op mijn dagelijkse fietsrit van werk naar huis kom ik over de Wittevrouwensingel in Utrecht. Bij een Y-splitsing slaat de Kruisstraat rechtsaf. Wie linksaf de Wittevrouwensingel blijft volgen, komt bij een stoplicht met fietsopstelstrook. Wie rechtsaf de Kruisstraat in buigt, mag doorfietsen. Voor zover mogelijk, want meestal rijden de auto’s door over de fietsopstelstrook heen. Daardoor moeten alle fietsers voor dit stoplicht náást de auto staan, waardoor ze het fietspad naar rechts blokkeren.


View Larger Map

Gisteren niet. Toen ik aan kwam fietsen, stonden zes fietsen op de fietsopstelstrook. Ze konden zo in een prentenboek van Charlotte Dematons:

  • een moeder met een kindje achterop,
  • haar dochtertje van een jaar op 7 op het kinderfietsje ernaast,
  • een student met een rammelfiets,
  • een andere ouder met een snelle bakfiets, maar zonder kinderen,
  • een zakenman in grijs pak op een in drie kleuren gespoten transportfiets (aktetas in het kratje),
  • nog een dame van rond de 45.

We wachtten allemaal keurig tot het groen werd. Dat kan op die plek soms akelig lang duren, omdat bussen die over die kruising rijden altijd voorrang krijgen – beide kanten op. Vaak is het stoplicht voor de bussen al  ‘groen’, maar zijn de bussen nog om de hoek. Het lijkt of je voor niets staat te wachten, maar dan komt de bus er alsnog aan scheuren.

De automobiliste achter ons kreeg er genoeg van. Ze begon op te rijden, tegen mijn achterwiel aan. Zachtjes, maar toch. Wij begonnen al boze dingen naar haar te roepen. Gelukkig werd het eindelijk groen voor ons.

Terwijl we verder fietsten, keken we elkaar aan en beseften we dat dit wel de omgekeerde wereld leek: een hele bos fietsers die zich keurig aan de regels houdt, en een automobilist die door de fietsers heen door rood wil rijden. Een vrouw nog wel, dacht ik er bij, maar dat zei ik maar niet hardop.

Leonie de Vries, directiesecretaresse Fietsersbond

Categorieën