Fietsersblog

Cycling cities, een onmisbaar naslagwerk

Waarom is de fiets in Amsterdam en Kopenhagen zo populair en in steden als Manchester en Lyon niet? Op die vraag probeert het onlangs verschenen boek Cycling Cities: The European Experience een antwoord te geven.

Cyclingcities

Cycling Cities kwam tot stand onder redactie van Ruth Oldenziel, Martin Emanuel, Adri Albert de la Bruhèze en Frank Veraart en met steun van onder meer het ministerie voor Infrastructuur & Milieu en Rijkswaterstaat. Het is de opvolger van Fietsverkeer in praktijk en beleid in de twintigste eeuw, dat lange tijd gold als de bijbel voor iedereen die meer wil weten van het fietsbeleid.

Cycling Cities voegt veel toe aan de eerdere uitgave. Door de publicatie in de Engelse taal kan nu ook een internationaal publiek kennis nemen van de uitkomsten. Het boek is veel aantrekkelijker vormgegeven en bevat meer en vooral zeer fraaie illustraties. De bijlage met cijfermateriaal is veel uitgebreider. Inhoudelijk is er – terecht en met medewerking van de Fietsersbond – veel meer aandacht voor de grote rol van belangenorganisaties bij de herontdekking van de fiets vanaf de jaren zeventig. Belangrijkste is dat er in de nieuwe uitgave meer steden worden behandeld. Ging het in de oorspronkelijke uitgave om Amsterdam, Eindhoven, Enschede, Zuidoost-Limburg, Antwerpen, Manchester, Kopenhagen, Hannover en Basel, nu zijn Utrecht, Malmö, Stockholm, Budapest en Lyon toegevoegd met elk een eigen hoofdstuk.

Overeenkomsten en verschillen tussen de steden

De auteurs komen tot de algemene conclusie dat er in de steden vier periodes zijn te onderscheiden: een hoog fietsaandeel van 1920 tot 1950, afname van 1950 tot 1975, stabilisering en groei van 1975 tot 1995 en verdere groei vanaf 1995. Ze wijzen daarbij op het enorme aantal fietsen tijdens de neergang, in 1960 waren in Kopenhagen en de Nederlandse steden 50 tot 60% van de getelde voertuigen fietsen.

Hovenring in Eindhoven
Beeld-auteur: Laura Zwaneveld

De onderzochte steden worden in drie groepen verdeeld: die met een fietsaandeel van 30% of hoger (Amsterdam, Kopenhagen, Enschede, Malmö en Utrecht); gemiddelde steden met 10-30% (Antwerpen, Budapest, Eindhoven, Hannover, de Mijnstreek) en de steden met minder dan 10% fiets (Stockholm, Manchester, Lyon en Basel).

Om de verschillen te verklaren wijzen de auteurs op vijf factoren: de stedelijke opbouw en de fietsafstanden; de concurrentiepositie van de fiets ten opzichte van openbaar vervoer en automobiliteit; het verkeersbeleid van de steden; de impact van sociale bewegingen; de culturele status van de fiets. De betekenis van deze factoren kan door de tijd heen verschillend zijn. Duidelijk is dat de opkomst van sociale bewegingen in de jaren zeventig die de dominantie van de auto betwistten een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de trendbreuk die daarna plaatsvond. Een sterk punt van het boek is dat de verklaring niet wordt gesimplificeerd tot een schematisch model, zoals in de oorspronkelijke uitgave wel het geval was; toon en benadering zijn open.

Onderzoeksagenda

Diezelfde openheid zit ook in het slothoofdstuk, waarin een onderzoeksagenda voor de toekomst wordt geschetst. Hoe komen we aan echt betrouwbare data? Wat bepaalt of innovaties ook werken op andere plekken? Zal technologie tot een nieuwe innovatiefase leiden? Welke kansen biedt de keten fiets-ov? Kan fietsen hoger op de nationale agenda komen? Wat is de relatie tussen beleid en fietscultuur?

In dat slothoofdstuk worden ook de aanpak van gescheiden fietsinfrastructuur (duur maar niet bedreigend voor de auto) tegenover die van traffic calming (lagere snelheden voor autoverkeer) gezet. De auteurs lijken daarbij te willen zeggen dat snelheidsbeperking meer politieke moed vergt en effectiever is dan aanleggen van geschieden fietsinfra. Zij vergeten daarbij mijns inziens dat juist de combinatie van gescheiden fietspaden op doorgaande wegen met een 30-kilometerregime (of minder) in verblijfsgebieden tot het grote succes van de fiets in de Nederlandse steden heeft geleid.

Een onmisbaar naslagwerk voor iedereen op de wereld die serieus werk wil maken met fietsbeleid

Deze kritische noot neemt niet weg dat Cycling Cities een onmisbaar naslagwerk is voor iedereen op de wereld die serieus werk wil maken met fietsbeleid en het nadenken daarover.

Ruth Oldenziel, Martin Emanuel, Adri Albert de la Bruhèze en Frank Veraart (red.), Cycling Cities. The European Experience. Uitgave Stichting Historie der Techniek, Eindhoven, prijs 37,50 euro.

Categorieën

Wim Bot

Wim Bot

(Inter)nationaal beleidsadviseur

Fietsgeluk is voor mij in Delft makkelijk en snel naar de binnenstad of naar het station kunnen fietsen. Ik ben verantwoordelijk voor de nationale en internationale beleidsbeïnvloeding; dat betekent dat ik overal en nergens probeer de fiets hoger op de agenda te krijgen. Behaalde successen waar ik trots op ben: het aannemen van de Fietsvisie 2040, het introduceren van de inmiddels gangbare term schaalsprong, extra middelen in de Tweede Kamer voor fietsenstallingen bij stations en voor snelfietsroutes, en de aanpak van scooteroverlast in Amsterdam.