Geen zoen- en zoefstroken maar kinderen op de fiets!

Parkeerproblemen en files bij basisscholen zijn een bron van stress voor ouders, aldus de Volkskrant van 19 februari, naar aanleiding van een bericht van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het SCP pleit in haar rapport ‘Gezinnen Onderweg‘ voor een aparte parkeerstrook, de zoef- en zoenstrook. Een merkwaardig pleidooi in een tijd dat gemeenten, scholen en diverse organisaties zich juist inzetten voor het weren van auto’s rond de scholen en het stimuleren van fietsgebruik onder kinderen.  En daar zijn heel veel argumenten voor.

Verkeer in de schoolspits

De gemeente Groningen heeft bijvoorbeeld een goede stap gezet, door een stopverbod af te kondigen in de straten rond alle 54 basisscholen. Dat is dus een fundamenteel andere keuze dan het faciliteren van gehaaste ouders met een zoen- en zoefstrook. Dat is investeren in de toekomst van de kinderen en daarmee van Nederland, door basisscholen goed bereikbaar te maken per fiets en voldoende  stallingsmogelijkheden te bieden, zodat ouders niet bang hoeven te zijn voor diefstal.

Stimuleer het fietsgebruik onder kinderen
Jong geleerd is oud gedaan: Hoe eerder kinderen leren fietsen, hoe beter ze voorbereid zijn als ze rond hun 12e levensjaar zelfstandig naar het voortgezet onderwijs moeten fietsen. Tot hun 12e kunnen kinderen het fietsen leren, eerst met de ouders en later zelfstandig in hun vertrouwde omgeving naar de basisschool en naar vriendjes. Door veel en regelmatig te fietsen, krijgen ze ervaring en een goed inzicht in het verkeer. Hoe beter dat inzicht is, hoe veiliger de fietsroute naar het VO zal zijn.

Een ander voordeel van fietsen naar school, is dat kinderen dagelijks in beweging zijn. Dat is goed voor de ontwikkeling van het lichaam en gaat overgewicht tegen. Bovendien is lichaamsbeweging goed voor de concentratie. Kortom, fietsende kinderen zijn fitter en leren meer op school.

Minder verkeersexamens
Uit gegevens van VVN (2011) blijkt, dat meer en meer scholen, in met name de grotere steden, afzien van deelname aan het praktijk-verkeersexamen. Reden hiervoor: steeds meer kinderen hebben geen fiets of kunnen niet fietsen, omdat zij dit nooit van hun ouders geleerd hebben. In plaats van extra te investeren in hoognodige fietseducatie, leggen die scholen zich er – wellicht genoodzaakt door krappe budgetten – bij neer en schrappen het praktijkexamen van de verkeerslessen. Mede als gevolg van de gestaag veranderde bevolkingssamenstelling is de tijd voorbij dat elk kind op een Nederlandse basisschool kan fietsen.

De leeftijd waarop kinderen zelfstandig naar school fietsen, is de afgelopen 30 jaar opgelopen van 6,5 jaar naar 9,5 jaar. Uit de enquêteresultaten van Wijken voor de Fiets, een project van de Fietsersbond, blijkt zelfs dat die leeftijd nog verder oploopt tot boven de 10 jaar. De periode waarin kinderen hun fietservaring kunnen opdoen voordat ze naar het VO gaan, wordt daarmee wel erg kort.

Nederland is nog altijd het veiligste land op verkeersgebied, samen met Groot Brittannië. In Nederland doen we dat met een modal split van zo’n 27% fietsen tegenover de Britten van <1%. Het Nederlandse verkeer is objectief gezien niet onveilig en fietsen al helemaal niet. Laten we investeren in groei van veilig fietsgebruik van kinderen in plaats van het faciliteren van gehaaste en ronkende auto’s bij basisscholen. Hoe dat kan staat in de checklist veilige schoolomgeving.

Categorieën