Direct naar inhoud

Wind tegen: zoek beschutting achter heggen of in groepen

Karin Broer
Gepubliceerd op:

Van een flinke bries kan de moed je goed in de schoenen zinken. Vooral op het platteland, waar de wind vrij spel heeft. Wat kun je er tegen doen?

Wat je vooral niet moet doen als je tegen de wind in fietst is: op de pedalen gaan staan, heen en weer schudden, je jasje laten fladderen. Wél: zoveel mogelijk doen of je een wielrenner bent. Ver voorover zitten, rug bijna horizontaal om zo min mogelijk wind te vangen.

Stedenbouwfysicus aan de TU Eindhoven Bert Blocken weet daar alles van. Hij is in aerodynamica gespecialiseerd en legt uit hoe een fietser zijn frontale oppervlak behoorlijk kan verkleinen: een rechtop fietsende wielrenner heeft een frontaal oppervlak van 0,41 m², een wielrenner in optimale houding 0,34 m².

Windtunnel

Blocken kan dat aantonen door een virtuele wielrenner met een eveneens virtuele snelheid van 54 kilometer per uur in de windtunnel te laten fietsen. Op de computergrafiek is de druk zichtbaar in kleuren. Dan zie je dat het rode gebied, waar de tegendruk het grootst is, kleiner is bij zo’n optimale wielrenhouding. Achter de fietser is het blauwe gebied. Daar is de druk het laagst. Met hoge druk vóór de fietser en lage druk achter hem wordt de fietser als het ware naar achteren getrokken.

Wat kan een gewone fietser doen (behalve een ligfiets kopen) om een optimale wielrenhouding met weinig tegendruk te bereiken? Blocken: ‘Zo’n triatlonopzetstuur is geen gek idee.’

Blauwe druk

Tip twee: een ploegmaat. Blocken keek niet alleen naar de eenzame fietser, maar gaf de virtuele wielrenner een ploegmaat in de windtunnel. De wielrenner die in het wiel van zijn voorganger kan fietsen, zit goed. Lekker uit de wind. Maar ook de kopman blijkt te profiteren. De ‘blauwe’ lage druk achter de eerste renner is kleiner; de eerste renner wordt minder naar achteren ‘gezogen’. Dit effect was wel bekend in de natuurkunde, maar Blocken heeft het voordeel weten te becijferen.

In de ideale situatie zorgt de tweede renner dat de eerste renner 2,5 procent minder luchtweerstand voelt. Niet zoveel, maar in een wielrenwedstrijd die op meters wordt beslist toch aardig om te weten. De tweede renner profiteert uiteraard meer. Dankzij de renner voor hem voelt hij maar liefst dertig procent minder luchtweerstand. Bij zes virtuele wielrenners achter elkaar, blijkt de een-na-laatste plek de beste. De laatste plek is wat minder gunstig, want dan heb je meer ‘last’ van de lage druk achter je.

Gaat dit effect ook op voor scholieren en forenzen in het vrije veld? Blocken: ‘Dat denk ik wel. Maar het werkt sterker als je dichter op elkaar rijdt, op ongeveer een halve meter afstand. Als je meer dan een meter van elkaar af rijdt, is het te verwaarlozen. Het voordeel is het grootst bij wielrenners in een ploegentijdrit die heel goed dicht op elkaar kunnen fietsen. Dan kun je echt profiteren van dit aerodynamisch effect.’
In Blockens windtunnel is alleen de wind die de renners zelf door hun snelheid genereren meegenomen.

Op de wind rijden

Wat is dan de invloed van de echte wind? Blocken: ‘Die effecten blijven in principe hetzelfde; voorwaarde is wel dat er dan goed op de wind wordt gereden.’ Met ‘goed op de wind rijden’ bedoelt Blocken het zogenaamde waaierfietsen, waarbij ieder net even meer links of rechts (afhankelijk van de hoek waaruit de wind komt) achter zijn voorganger rijdt.

En klopt het dat begroeiing de wind stopt en dat je op een stuk weg waar begroeiing ontbreekt meer te duchten hebt van de wind? Blocken vindt het geen rare suggestie: ‘Jazeker, dat kan. Voorwaarde is wel dat het heggetje niet te dun moet zijn. Eigenlijk werkt het net zo als met de wielrenners, waarbij de voorste toch profiteert van zijn achtervolger. Ik denk dat je bij een heg op heuphoogte een significant effect hebt. Voorwaarde is wel dat je dicht langs de heg fietst, op minder dan een meter. En een heg aan de kant waar de wind vandaan komt heeft natuurlijk altijd meer effect.’

Ook het effect van een boerderij die nog honderd meter weg is, kun je voelen. Blocken: ‘Een boerderij is misschien vijftien meter hoog. Die kan zo een windluwte veroorzaken van vijftien of twintig keer de hoogte.’ Bij bebouwing dichter bij de weg merk je hoe de wind om het gebouw kan versnellen. De overgang van luwte naar wind geeft een flinke zwieper. Het is in het klein de windhinder die je bij hoge gebouwen hebt.

Een lijst met medewerkers

  • Karin Broer

    Freelance redacteur van de Vogelvrije Fietser

Word lid van de Fietsersbond

Steun de belangenbehartiger van fietsend Nederland en ontvang heel veel voordeel!