Voor de zomervakantie schreef staatssecretaris van Veldhoven een uitgebreide brief over haar fietsbeleid. Ze stelde zoals aangekondigd in het regeerakkoord 100 miljoen beschikbaar voor stationsstallingen en snelfietsroutes. Voorwaarde was dat provincies, vervoerregio’s en gemeenten voor co-financiering zouden zorgen. De decentrale overheden hebben nu die handschoen opgepakt. Provincies en vervoerregio’s leggen voor de stallingen 111 miljoen euro bovenop de 74 miljoen van het Rijk. Ook zeggen zij bovenop de 24 miljoen euro van het Rijk 400 miljoen te gaan investeren in 600 kilometer aan nieuwe snelfietsroutes.
Niet genoeg
Het IPO constateert dat het bedrag voor de stationsstallingen onvoldoende is om het voor 2030 voorspelde tekort van 150.000 plaatsen op te lossen. Over het uitgetrokken bedrag voor de snelfietsroutes laat het IPO zich niet uit, maar uit de bedragen blijkt echter dat de bijdrage van de staatssecretaris zeer beperkt is en in het niet valt bij de bedragen die in autowegen en spoor worden geïnvesteerd.
De staatssecretaris stelt in haar brief en in interviews dat 200.000 forensen de auto moeten verruilen voor de fiets. Om deze flinke ambitie te realiseren moet ze haar middelen zo efficiënt mogelijk besteden. De staatssecretaris wil daarom “zoveel mogelijk fiets voor haar geld”. Mede daarom is voor de stallingen het percentage co-financiering voor de lagere overheden verhoogd van 50 naar 60% en lijken plannen met een hoger toegezegd percentage voorrang te krijgen, waarbij minder goed wordt gekeken naar de urgentie van de problemen en de kwaliteit van de oplossingen.
Het is logisch dat de staatssecretaris haar geld goed wil inzetten, maar om veel fiets te kunnen krijgen moeten de middelen dat wel echt mogelijk maken. De Fietsersbond draait haar redenering daarom graag om. Wij pleiten voor “zoveel mogelijk geld voor de fiets”. Zowel voor de stationsstallingen en de snelfietsroutes als voor de fietsbereikbaarheid in de steden zou er een structurele Rijksfinanciering moeten komen.
Categorieën