Europese fietsculturen

Rue_du_LouvreLosseHanden1

Het cliché wil dat Duitsers van degelijkheid houden en Fransen stijlvol voor de dag willen komen. Op fietsgebied is dat zeker waar. En wat kenmerkt de Nederlandse fietscultuur? Voor ons is de fiets vooral een pakezel.

De Fransen zijn, mede door succesvolle leenfietsensystemen, weer begonnen met fietsen. En dat leidt tot producten die waarschijnlijk alleen in Frankrijk bedacht kunnen worden. Wat doe je bijvoorbeeld met je nette jasje wanneer je het warm krijgt? De meeste Nederlanders draperen het gewoon over het stuur. En nemen eventuele kreukels op de koop toe.

Fietsende kleerhanger
Zo’n gekreukeld jasje, dat zit de Fransen niet lekker. En er is ook een oplossing voor, bewijst het Franse bedrijfje CycloCintre. Een CycloCintre is een kleerhanger voor op de fiets. Vijfentwintig jaar geleden fietste de vader Antoine en Aymeric de Tilly naar kantoor. Om zijn jasje netjes mee te kunnen nemen, knutselde hij een kleerhanger aan zijn fiets. ‘Elke avond vertelde hij weer hoe mensen applaudisseerden wanneer hij langsreed en politiemannen hem glimlachend vrij baan gaven’, zegt Antoine de Tilly van CycloCintre.
Antoine en zijn broer besloten op het prototype voort te bouwen en brachten vorig jaar de CycloCintre op de markt. Cintre is het Franse woord voor kleerhanger. ‘Het is niet revolutionair, maar een grappig, praktisch en elegant product. Daar houden we van in Frankrijk’, verklaart Antoine. De CycloCintre kost 119 euro.

Stijlvol
Evenzeer bezorgd over zijn verschijning is Jean-Christophe Guillaud-Bataille. Hij fietste veel in Parijs rond. Overdag ging dat prima, maar ’s avonds voelde het niet veilig. Hij was bang niet goed gezien te worden. Britse fietsers trekken dan zonder morren een fluorescerend jas aan. Dat was voor Jean-Christophe niet echt een optie. Hij kwam hij op het idee van een stijlvolle jas met voor- en achterlichten. Hij heeft een bedrijf opgericht met de veelzeggende naam Esthete Cycle Clothing.
‘Ik wilde een jas die stijlvol, comfortabel, wind- en waterdicht, ademend en soepel is. En ook goed zichtbaar’, zegt Guillaud-Bataille. Hij sloeg aan het schetsen en nam vervolgens een ontwerpbureau in de arm. De jas met voor- en achterlichten is nu te koop voor 600 euro. Da’s veel geld, maar de jas is van hoge kwaliteit benadrukt Guillaud-Bataille.

Starck
Fransen willen dus best naar hun werk fietsen, zo lang het maar stijlvol kan. Ook Franse politici hechten daar waarde aan. Waar OV-fiets in Nederland simpelweg de goedkoopste fietsleverancier uitkoos, vroeg het gemeentebestuur van Bordeaux designberoemdheid Philippe Starck een leenfiets te ontwerpen.
Starcks fiets heet Pibal en is volgens Starck bedoeld voor ‘een nieuwe stedelijke ergonomie’. Voordat Starck begon, konden de inwoners van Bordeaux via internet aangeven wat zij van de nieuwe fiets verlangden. Een paar honderd tips en suggesties kwamen binnen.
Het resultaat is een fiets, met zeer lage instap, waar je gewoon mee kunt fietsen. Dat is voor de wat langere afstanden door de straten en over fietspaden. Maar als je in de voetgangersgebieden aankomt, is het volgens Starck de bedoeling dat je afstapt en steppend verder gaat. Het treeplankje mag je ook gebruiken om – met de fiets aan de hand – zware spullen of een staand kind te vervoeren.

Clichés over Duitsland
Het contrast met het buurland Duitsland is enorm. Het vooroordeel wil dat Duitsers dol zijn op technisch hoogwaardige producten. En ook dat ze goed nieuwe producten kunnen ontwerpen. In de praktijk blijkt dat nog waar te zijn ook.
Neem de Duitse firma Bosch, bekend van de accuboormachines en wasmachines. Maar ook een groot toeleverancier van de auto-industrie. Het bedrijf had geen enkele ervaring in de fietsindustrie, maar het zag wel dat elektrische fietsen een groeimarkt zijn.
De onderzoeksafdeling werd daarop aan het werk gezet. In 2010 kwam Bosch met het vernieuwende systeem van de middenmotor op de markt. Dat betekent dat de motor bij de trapas zit.
Dat was vier jaar geleden. Inmiddels heeft Bosch de Europese markt in razend tempo veroverd en stevig in zijn greep. Inmiddels kiezen de meeste fietsmerken voor het systeem van Bosch en is de middenmotor feitelijk de norm geworden. Het bedrijf heeft volgens TestKees ‘een microsoftachtig monopolie’ verworven.

Vernuftig
Niet alleen de grote concerns, maar ook kleine Duitse bedrijven slagen er in om te innoveren. Ik mocht een keer een kijkje nemen in de fabriekshal van Rohloff. In de goed verlichte en brandschone hal werden daar versnellingsnaven met bijzonder veel aandacht in elkaar gezet.
De medewerkers bekeken zorgvuldig of de tandwieltjes goed bij elkaar pasten. Elk afzonderlijk onderdeeltje werd nauwgezet gecontroleerd. Omdat volledig identieke onderdelen niet bestaan, worden voor elke naaf de meest passende onderdelen bij elkaar gezocht.

Het resultaat is een vernuftige naaf  met maar liefst veertien versnellingen die moeiteloos tienduizenden kilometers mee kan. Af en toe olie verwisselen is voldoende. De Rohloff-naaf die evenveel kost als een goede stadsfiets (900 euro) is een verkoopsucces geworden. De man achter de naaf is Bernhard Rohloff. Hij is eigenlijk opgeleid om mechanische kassa’s te ontwerpen. Toen hij afstudeerde, was alles wat hij had geleerd over mechaniekjes met tandwieltjes in één klap waardeloos geworden door de opkomst van de chip. Hij ging toen maar aan lopende band bij Mercedes aan de slag.

Koekkoeksklok
Maar uiteindelijk bleek dat voor het ontwikkelen van een versnellingsnaaf, in feite een ingenieus systeem van tandwieltjes, zijn verouderde kennis goed van pas kwam.
In zijn eentje was Rohloff goed voor een opvallende innovatie: hij wist veel meer versnellingen in een naaf te stoppen dan alle grote en gerenommeerde concurrenten. Zijn product is typisch Duits: innovatief, technisch hoogwaardig en zéér degelijk. Eigenlijk is alles aan de naaf Duits. Rohloff koopt zijn tandwielen in bij de toeleveranciers van koekoeksklokken.

Glorieus verleden
Made in Germany  staat dus, ook voor fietsonderdelen, garant voor kwaliteit. Dat zinnetje had ooit een andere betekenis. In de negentiende eeuw hebben de Britse fabrikanten geëist dat op producten stond waar ze geproduceerd werden. In die tijd overspoelden Duitse producten de Britse markt en toen stond Duitsland niet bepaald bekend om zijn kwaliteitsproducten. Om te voorkomen dat goedkoop Duits broddelwerk als Brits (Made in Britain) zou worden aangezien was de vermelding Made in Germany verplicht.
Nu staat op bijna geen enkel product Made in Britain. In de bakermat van de fietsindustrie worden bijna geen fietsen meer gemaakt. De Britten hebben de omafiets uitgevonden.

Nu denken we dat het een typisch Nederlandse fiets is. Wat fietsen betreft, kunnen de Britten, net als bij de veel producten die ze ooit maakten, alleen nog teren op oude glorie.

Brompton
Is de gehele Britse fietstraditie verloren? Nee, nog één Brits fietsenmerk houdt succesvol stand: Brompton. Dat vouwfietsenmerk bouwt voort op – een enigszins oud – innovatief ontwerp uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toen ontwierp Andrew Ritchie de eerste Brompton-vouwfiets. En dat is nog steeds een ingenieus fietsje. Volgens een artikel van persbureau Reuters worden er nu 45.000 per jaar van geproduceerd, waarvan de meeste geëxporteerd worden. Tien jaar geleden kwam men niet verder dan zesduizend stuks per jaar. Een reorganisatie, maar ook de wereldwijd oplevende populariteit van de fiets hebben het bedrijf de wind in de zeilen gegeven.
Ook in Groot-Brittannië worden er met vallen en opstaan in Londen en andere steden pogingen gedaan om het fietsen te stimuleren. Brompton wil daarvan profiteren met huur-Bromptons. Nu nog alleen in Londen, maar het plan is om het systeem  uit te breiden naar het gehele land. Daarna wil het bedrijf de pijlen richten op de Verenigde Staten waar in een aantal steden voorzichtig een nieuwe fietscultuur ontluikt. In een documentaireserie van de BBC van een paar jaar geleden over de kwakkelende staat van de Britse economie werd Brompton gehuldigd als een innovatief, creatief en ondernemend voorbeeld. De Brompton-fiets vertegenwoordigt Britse glorie en toont volgens de presentator aan dat het koninkrijk nog meetelt in de wereld.

Praktisch
En wat biedt de Nederland? In het vorige nummer vertelde Kaspar Hanenbergh van vereniging De Oude Fiets dat de Nederlandse industrie vroeger niet echt uitblonk in technische doorbraken. ‘Eigenlijk was de Nederlandse industrie vooral goed in slimme accessoires, zoals bagagedragers, jasbeschermers en manden.’

En dat is nog steeds zo. Amerikanen verbaasden zich tot voor kort over spatborden en bagagedragers die ze in Amsterdam zagen. Voor de renaissance van de stadsfietserij reden Amerikanen alleen rond op sportfietsen. Die gaan wel snel, maar je kunt niks mee nemen. Nederlanders zijn kampioen in het transporteren van van alles en nog wat. Onze stadsfietsen (in het Duits een Hollandrad) zijn pakezels.
Je moet er mee naar je werk kunnen, boodschappen doen, oud papier wegbrengen en de kinderen van school halen. Dat Nederlanders een passagier op de bagagedrager meenemen, verbijstert buitenlanders nog steeds. Ze vinden het gewoonweg gevaarlijk.

‘Niet ingewikkeld’
De nog immer populaire bakfiets is natuurlijk helemaal een pakezel. Inmiddels worden ze ook geëxporteerd, bakfiets.nl verkoopt meer in het buitenland dan in Nederland. Volgens de producent is ‘ bakfiets’ het jongste Nederlandse woord dat de wereld over gaat. Een ander typisch Nederlands succesnummer zijn kinderzitjes. Yepp-zitjes worden ook goed verkocht in het buitenland.
We kunnen goed praktische stadsfietsen maken, maar verwacht van Nederland geen grote technische innovaties. Of zoals BSP, marktleider in omafietsen, het nuchter stelt: ‘Een fiets maken is niet ingewikkeld. Een frame en twee wielen, dat is het eigenlijk.’

Categorieën