Fietsersbond wil meer middelen en aandacht voor overstekende fietsers bij opwaardering N-wegen

Bij de opwaardering van N-wegen kan de oversteekbaarheid voor fietsers in het geding komen. Dat concludeert de Fietsersbond uit het onderzoek dat NHTV-student Joep Maessen in opdracht van de Fietsersbond verrichtte. Maessen pleit voor voldoende middelen om barrièrewerking tegen te gaan en voor het vroegtijdig raadplegen van belangenorganisaties van fietsers, wandelaars en ruiters.

De Nederlandse overheid wil de groeiende verkeersproblemen tegengaan door een robuust wegennet te realiseren. Om dit te kunnen bewerkstelligen worden er nu en in de nabije toekomst N-wegen opgewaardeerd naar autosnelwegen. Voor de Fietsersbond onderzocht Maessen alle op te waarderen N-wegen die in het nationale meerjarenprogramma (MIRT) voorkomen. Hij bekeek hoeveel fietsoversteken er zijn en hoeveel er in de nieuwe situatie terugkomen.

Uit de inventarisatie blijkt dat de consequenties voor barrièrewerking per opwaardering sterk uiteenlopen. Een negatief voorbeeld is de N61 Hoek–Schoondijke. De gemiddelde afstand tussen fietspaden verviervoudigt hier bijna van 870 meter naar 3,5 km. Dat het ook anders kan blijkt uit de aanleg van de haak om Leeuwarden. Bij de aanleg van deze autosnelweg blijven alle kruisende fiets oversteekmogelijkheden bestaan en komen er zelfs nieuwe bij. 

De keuze voor het behoud van fietsoversteken is sterk afhankelijk van lokaal en provinciaal beleid. De verantwoordelijkheid voor fietsbeleid ligt bij de decentrale overheden. Er is  geen overkoepelend beleid. Dit geldt ook voor de afstand tussen fietspaden op het fietsnetwerk bij N-wegen. Er zijn geen wettelijke procedures, alleen richtlijnen. Op plaatsen waar een fietsvriendelijk beleid gevoerd wordt, zal meer aandacht uitgaan naar de oversteekbaarheid voor fietsers dan op andere plaatsen. 

Daarnaast spelen financiële argumenten een rol. In gebieden waar de economische belangen groter zijn is vaak meer geld beschikbaar. Waar de economische belangen kleiner zijn dragen provincies en gemeenten relatief gezien meer bij aan een opwaardering. Wanneer decentrale overheden over weinig financiële middelen beschikken kan dit ten koste gaan van de oversteekbaarheid voor fietsers en daarmee de barrièrewerking vergroten. Onderzoeker Maessen pleit voor de oprichting van een stuurgroep van belangenorganisaties die zo vroeg mogelijk in de besluitvorming geraadpleegd wordt. Later in het proces  zijn er namelijk weinig aanpassingen meer mogelijk. 

De Fietsersbond onderschrijft de conclusies van Maessen en pleit voor het wettelijk verankeren van richtlijnen tegen barrièrewerking, voldoende middelen daarvoor en oprichting van een stuurgroep van belangenorganisaties.

» download het stageverslag (pdf) en de bijlagen (pdf)

Categorieën