header-duinen

Tunnels, bruggen, hellingbanen en roltrappen

Soms moeten fietsers  hoogteverschillen overbruggen om hun reis voort te zetten.

Fietstunnels

Slotjestunnel in Oosterhout
Slotjestunnel in Oosterhout Beeld-auteur: Fjodor Buis

Een donker fietstunneltje, dat kan een hoop mensen afschrikken van een avondlijk fietstochtje. Toch hoeft een fietstunnel niet zoveel angst in te boezemen. Het is mogelijk fietstunnels zo te ontwerpen dat ze wel sociaal veilig aanvoelen. Een goede tunnel geeft mensen het gevoel dat ze er door zijn voor ze er erg in hebben.Hoe ziet een goede tunnel eruit? Volgens ‘Tekenen voor de Fiets’ zo:

  • De tunnel is zo ontworpen dat de tijd in de tunnel zo kort mogelijk is. Dat kan bijvoorbeeld door de te kruisen weg ietsje ‘op te tillen’, waardoor het hoogteverschil dat de fietser moet overbruggen kleiner wordt.
  • De uitgang van de tunnel moet bij de ingang of liefst nog eerder al zichtbaar zijn.
  • De wanden moeten naar boven toe wijken waardoor een tunnel ruimer lijkt dan hij is.
  • De tunnel moet breed zijn vergeleken met de hoogte. Een tunnel die hoger is dan hij breed is maakt al snel een krappe indruk.
  • Goed verlicht en zonder nissen of donkere hoekjes.

Het liefst ziet een tunnel er ook nog een beetje leuk uit, dat kan door bijvoorbeeld gebruik van kleuren of muurschilderingen. Onder het station van Utrecht is de fietstunnel gecombineerd met een waterloop en wandschilderingen. Dat heeft een brede, mooie, bijna rustieke tunnel opgeleverd.

Hellingbanen en roltrappen

roltrap

Nieuwe snelwegen en spoorlijnen zijn vaak het abrupte einde van oude fietsverbindingen. De Fietsersbond heeft de laatste jaren steeds erop gehamerd fietsverbindingen in stand te houden. Dat betekent vaak de aanleg van fietsbruggen of tunnels. Een tunnel of een brug houdt altijd het overwinnen van hoogteverschillen in. Bij de aanleg van hellingen naar een brug of tunnel zijn er voor wegbeheerders een aantal aanbevelingen (o.a ‘Tekenen voor de Fiets’, pag. 119):

 

  • het hellingspercentage moet afhankelijk zijn van de te overwinnen
    hoogte (omdat een steile klim voor korte tijd wel is vol te houden mag
    een bruggetje op één meter hoogte een steilere aanloop hebben dan een
    brug op 3 meter hoogte);
  • het maximale stijgings- percentage bij 5 meter hoogteverschil is 2 procent;
  • een wegbeheerder moet rekening met windhinder, wind bepaalt namelijk voor een deel ook hoeveel stijging een fietser aankan.

In Breda Prinsenbeek wilde men aanvankelijk geen hellingbanen aanleggen voor het viaduct over de nieuwe HSL en A16. Men dacht dat fietsers net als voetgangers gebruik konden maken van roltrappen of de lift. Samen met bewoners heeft de Fietsersbond dit tegen weten te houden. De rechter gaf de Fietsersbond gelijk dat roltrappen niet veilig en fietsvriendelijk zijn. In Breda worden nu alsnog hellingbanen aangelegd. In de Rotterdamse wijk Pernis is een soort rollend tapijt (een roltrap zonder treden) in gebruik genomen om het forse hoogteverschil over de Betuwelijn (8 meter) te overbruggen.

De Utrechtse Moreelsebrug bij het station is voorzien van liften en een vrij luie trap. Fietsers reageren verdeeld, maar gebruiken de nieuwe verbinding regelmatig.