header-duinpad

Vier verschillende ongelukken en de schadevergoeding

Door schade en letsel wijs
Wie na een aanrijding zijn schade vergoed wil krijgen, belandt in een enorme papiermolen. In dit artikel spelen we een paar ongelukken na.

  • Schade – geen schuld
    Het is een koude herfstdag. Je bent nog wat slaperig op weg naar je werk. Jij rijdt op de fietsstrook. Een auto op dezelfde weg wil rechts afslaan. Hij remt af, je denkt: hij ziet me wel. Maar voor je het weet, lig je op de grond. Je bent hevig geschrokken, maar met lijf en leden lijkt weinig aan de hand. Je fiets daarentegen is onbruikbaar. Voorvork en voorwiel zijn verkreukeld. De automobilist zegt dat het hem spijt. Drie weken later zit je met een rekening van de fietsenmaker van 300 euro. Wat nu?

    Je moet de automobilist aansprakelijk stellen. Dat kun je heel simpel doen met een brief aan de automobilist of direct aan de verzekeraar van de automobilist. Automobilisten hebben een verplichte aansprakelijkheidsverzekering (de WAM, wettelijke aansprakelijkheid motorvoertuigen), die is gekoppeld aan de auto (het maakt niet uit wie er in reed op dat moment). Vaak heeft de automobilist een schadeformulier bij de hand. Op dat formulier, officieel een Schade Aangifte Formulier (SAF), wordt ingevuld wie er bij het ongeluk betrokken zijn en hoe het gebeurd is. Dat formulier gaat naar de verzekeraar van de automobilist. Officieel moeten fietser en automobilist samen het formulier invullen en het daarna ondertekenen. In de praktijk gebeurt het vaak dat de automobilist het thuis invult en naar het slachtoffer stuurt. Schrijft de automobilist een toedracht op die niet klopt, teken dan nooit.

    Als er geen schadeformulier is, dan schrijf je gewoon een brief aan de verzekeringsmaatschappij van de automobilist met daarin het verhaal van het ongeluk (wat, wanneer, waar en hoe) vergezeld van bewijsstukken van door jou geleden schade (rekening van fietsenmaker).
    Problematisch wordt het als je geen naam of adres van de automobilist hebt. Heb je een kenteken opgeschreven, dan kan de politie of je eigen WA-verzekeraar via de Rijksdienst van het Wegverkeer uitzoeken bij welke maatschappij die auto op dat moment verzekerd was.
    Omdat degene die schade wil verhalen bewijzen zal moeten aandragen, kan het heel verstandig zijn namen van omstanders te vragen zodat je eventueel getuigen kan optrommelen. Ook de politie erbij halen is een goede zet, al wil die vaak niet komen voor kleine ongelukken zonder letsel.

  • Letsel – geen schuld
    Dat ongelukje uit de eerste situatie is toch wat ernstiger. Drie weken later zit je niet alleen met een rekening van de fietsenmaker, je blijkt een zeer zware hersenschudding te hebben. Je hebt al die tijd niet kunnen werken en die situatie duurt nog wel even. Wat nu?

    Wat betreft de aansprakelijkheid is de situatie nauwelijks anders dan in het eerste geval. Ook nu moet je de verzekeringsmaatschappij van de automobilist aanspreken. Wel is het zo dat bij ernstig letsel – en in die categorie valt deze zware nog niet genezen hersenschudding wel – het verstandig is om een letselschadeadvocaat in te schakelen.

    Als er letsel is, dan neemt de verzekeraar van de automobilist naar aanleiding van het schadeformulier contact op. Meestal stuurt hij een vragenlijst waarop je moet invullen wie je bent en wat voor schade je hebt opgelopen. Daarnaast zit er vaak een machtiging bij voor het inkijken van je medisch dossier. Wees daar heel voorzichtig mee! Vaak is het een volmacht zonder beperkingen. Dat betekent dat ze alles zouden mogen inzien, ook medische gegevens die niks met het ongeluk te maken hebben. Die informatie kúnnen ze gebruiken om de omvang van de schade te beperken (knieproblemen? Welnee, ook voor het ongeluk had u al last van uw knie). Je kunt de volmacht zelf beperken door een regeltje toe te voegen “Alleen informatie die mogelijkerwijs verband houdt met het ongeval”. Bij ingewikkelde of nog onduidelijke medische klachten, kun je ook je letselschadeadvocaat machtigen, zodat hij via een medisch adviseur die informatie kan overhandigen die relevant is.

  • Schade – eigen schuld
    Het is een koude voorjaarsochtend. Je bent veel te laat van huis gegaan en je rijdt nu in vliegende vaart naar je werk. Er rijdt een auto naast je, die rechtdoor lijkt te gaan. Je negeert een rood stoplicht, maar helaas, de automobilist slaat toch rechtsaf. Piepende remmen. Wonder boven wonder: lichamelijk is er niets aan de hand, je oerdegelijke fiets is nog heel, alleen die auto. Die heeft een meterslange kras opgelopen. De automobilist schrijft je naam en adres op, drie dagen later ligt er een brief: je wordt aansprakelijk gesteld. Wat nu?

    Hiervoor moet je je eigen WA-verzekering aanschrijven: ‘ongelukje gehad, regel het verder’. 80 à 90 procent van de Nederlanders heeft zo’n verzekering. Wie geen verzekering heeft, zal de schade waarschijnlijk voor een deel zelf moeten betalen. Doorgaans zal dat niet meer zijn dan vijftig procent. Daarbij kan een rechter – als de hele zaak tot een rechtszaak heeft geleid – ook nog eens rekening houden met ‘de wederzijdse stand van fortuin’. Dat betekent dat een fietser in de bijstand nooit het volle pond hoeft te betalen als hij een kras veroorzaakt op de peperdure Mercedes van een miljonair.

  • Letsel – eigen schuld
    Dezelfde situatie maar met andere gevolgen: je komt pas weer bij bewustzijn als er een dokter van de ambulancedienst bij je is. In het ziekenhuis blijk je een gebroken arm te hebben, een hersenschudding en gekneusde ribben. Je fiets ligt in de prak. De automobilist stuurt je een schadeformulier, bij de toedracht staat: fietser reed door rood. Wat nu?

    Net als in situatie 1 en 2 moet je de automobilist aansprakelijk stellen. De verzekeraar van de automobilist zal die aansprakelijkheid in deze situatie geheel of gedeeltelijk afwijzen vanwege het genegeerde rode stoplicht. Wat dan volgt is de veel voorkomende situatie waar jij (of je letselschadeadvocaat) met die verzekeraar zal gaan steggelen over wat er nu precies gebeurd is. In principe heb je hier recht op vergoeding van vijftig procent van je schade omdat je als fietser de zwakke partij bent. Alleen als er sprake is van ‘overmacht’ of ‘aan opzet grenzende roekeloosheid’, geldt dat niet. ‘Overmacht’ is: als er zoiets onverwachts gebeurt dat de automobilist daar nooit op had kunnen anticiperen. Bij ‘aan opzet grenzende roekeloosheid’ gaat het om situaties waarin een fietser met doodsverachting het gevaar heeft gezocht. Een fietser die door rood rijdt, valt niet in die categorie.

    Je kunt ook meer krijgen dan die vijftig procent als je aannemelijk kunt maken dat ook de automobilist een fout heeft gemaakt. Geen richting aangeven door de automobilist is te weinig. De rechter weegt dan twee verkeersfouten af en oordeelt dat de verkeersfout van de fietser meer bijgedragen heeft aan de totstandkoming van het ongeluk. Het schadeformulier moet je zeker niet ondertekenen als niet de hele waarheid er volgens jou opstaat. Ook niet tekenen, als je het gewoon niet meer weet.