Objectieve data
De objectieve data bestaat uit vier onderwerpen:
Omrijdfactor
Om de omrijdfactor te bepalen plannen we vanuit een centraal punt in de gemeente een aantal fietsritten naar punten die hemelsbreed een kilometer verderop liggen. De vraag hierbij is: hoeveel kilometer moeten we nu werkelijk fietsen vanaf het centrale punt om bij die punten te komen? Hoe dichter deze afstand in de buurt ligt van die ene kilometer, hoe beter een gemeente scoort voor de omrijdfactor.
Stedelijke dichtheid
De stedelijke dichtheid gaat over de mate waarin er in een gemeente dicht op elkaar gebouwd is. Want hoe dichter een gemeente bebouwd is, hoe meer bestemmingen er op fietsafstand liggen. Voor de stedelijke dichtheid geldt dat we gemeentes met vergelijkbare omvang met elkaar vergelijken om tot een score te komen.
Rotondes
Voor de rotondes kijken we naar het ontwerp. Zijn de rotondes binnen de gemeente zo ontworpen dat fietsers op de rotonde voorrang hebben? We spreken altijd over een score van 1 tot 5. Indien er geen rotondes in een gemeente zijn, wordt hier geen score voor gegeven.
50 km/u
Hoge snelheidsverschillen zorgen voor gevaarlijke situaties. Het is daarom veiliger om langs wegen waar 50 km per uur wordt gereden, aparte fietspaden aan te leggen. De score voor 50 km/u geeft aan of gemeenten aparte fietspaden hebben aangelegd naast 50 km/u-wegen. Als de fietser de weg deelt met automobilisten en geen apart fietspad heeft, dan scoort een gemeente lager voor dit onderwerp.
Net als voor de subjectieve data, geldt ook voor de onderwerpen uit de objectieve data dat wij een score op een schaal van 1 tot 5 toekennen per gemeente.
De berekening
De subjectieve data van de duizenden deelnemers, samen met de objectieve data (de data van de omrijdfactor, stedelijke dichtheid, rotondes en 50 km/u) maken één gemeente tot winnaar.
De data van de deelnemers telt twee keer mee. De objectieve data minder.