De fiets in de parkeergarage

Bedrijven en instellingen zouden het vervoermiddel van hun fietsende werknemers moeten koesteren. Het stalen ros zorgt immers voor heel wat minder overlast dan het blikken bakbeest. Maar ruimte en geld vrijmaken voor een veilige, droge en comfortabele stalling is niet voor iedere werkgever vanzelfsprekend.

Goede en slechte voorbeelden van fietsenstallingen bij bedrijven.

Laurens Schoemaker is onderwijzer op de dr. D. Bosschool in Utrecht. Op zijn school is een stalling voor de kinderen waar leerkrachten ook hun fiets mogen neerzetten. De capaciteit is echter onvoldoende, daarom heeft hij zich een privilege toegeëigend. Hij zet zijn fiets in het rommelhok. Hij werkt al tien jaar in het onderwijs maar een goede stalling voor het personeel moet hij nog tegenkomen. Hijzelf of fietsende collega’s hebben daar ook nooit om gevraagd, geeft hij toe. ‘Ja, gek eigenlijk. We hebben onlangs wel uitgebreid vergaderd over parkeervergunningen.’

De fietsenstalling krijgt in kleine organisaties vaak weinig aandacht. En als er al aandacht is, dan doemen er praktische obstakels op. Neem bijvoorbeeld Milieuzorg Utrecht, een milieuadviesbureau waar vijfentwintig mensen werken. De meerderheid van de adviseurs komt per fiets naar het werk, maar voor een inpandige fietsenstalling kon geen ruimte worden gemaakt. ‘We hebben een halletje, daar staan nu al twee vouwfietsen en een dienstfiets’, zegt Marijke Hottentot, bij het adviesbureau verantwoordelijk voor het pandbeheer. Een fietstrommel op de stoep is overwogen, maar afgewezen. ‘Zo’n trommel kost een heleboel geld en wij zijn geen organisatie met heel veel geld.’ Nadat er een paar fietsen gestolen waren uit de eenvoudige fietsenrekjes voor de deur, vroeg Hottentot de gemeente om een beter rek. ‘Niet alleen onze medewerkers zetten hun fiets in het rek, ook de bezoekers van de dierenarts tegenover gebruiken het.’ Een rek zonder overkapping waar iedere langskomende vandaal gewoon bij kan, is niet ideaal. Maar het is beter dan niks.

Bij grotere bedrijven zou het beter geregeld moeten zijn. We gingen op onderzoek uit op bedrijventerrein Rijnsweerd, aan de oostkant van Utrecht, op pakweg een kwartier fietsen van het centrum. Wat daar vooral opvalt, zijn geparkeerde auto’s: in garages, op plateaus, in de berm op de fietsstrook. Naar geparkeerde fietsen is het goed zoeken. Bij een van de kantoordozen, met de naam Pegasus, staan wat fietsklemmen met vier fietsen erin. ‘Dit is de enige fietsenstalling’, zegt de beveiligingsman. ‘Er werken hier honderd man, maar die komen niet op de fiets’. Even verder bij advocatenkantoor Benthem en Keulen zien we een aantal fietsen in de parkeergarage onder het gebouw. Wie er eenmaal op let, ontdekt dat bij nog veel meer kantoren fietsen in de parkeergarage worden gestopt.

Er zijn ook bedrijven die duidelijk hun best doen voor fietsers. Neem bijvoorbeeld Fortis. Deze grote bank en verzekeringsmaatschappij heeft in Rijnsweerd twee kantoorjoekels staan waar in totaal 4500 mensen werken. Fortis heeft grote afgesloten fietsenkelders, douchevoorzieningen en een slang uit de muur die lucht levert voor de banden.

De bank en verzekeringsmaatschappij doet aan ‘vervoersmanagement’, ze proberen het aantrekkelijk te maken voor hun werknemers om op een andere manier dan solo per auto naar het werk te komen. Volgens Elsemieke Kemkes, bestuurslid van de Vereniging voor Vervoersmanagement Nederland, hebben bedrijven die het fietsen willen stimuleren automatisch aandacht voor de stalling. ‘Een goede fietsenstalling is eigenlijk altijd onderdeel van het pakket. Alleen een fiets van de zaak is niet genoeg, je moet die fiets wel kwijt kunnen.’

De belangrijkste eis voor de stalling is dat hij veilig is, weet Kemkes, die zelf werkt op de Uithof, het Utrechtse universiteitsgebied. ‘Mensen willen er zeker van zijn dat ze hun fiets aan het einde van de werkdag weer in goede staat aantreffen. De kwaliteit van de rekken vinden veel mensen van minder belang.’ Ook in de Leidraad Fietsparkeren, de herziene handleiding voor stallingsbeleid van het kenniscentrum CROW, wordt het belang van beveiliging benadrukt. De afstand tot de ingang van het bedrijf, een zeer belangrijke eis voor stallingen voor bezoekers, is minder van belang. Daarnaast moet er natuurlijk genoeg capaciteit zijn. De Leidraad beveelt aan om op een dag met fraai fietsweer fietsen te tellen. Daarbij moet nog een marge van 20 procent worden gevoegd om ook in de toekomst genoeg ruimte te hebben.

Bij een nog niet bestaand kantoorgebouw is het natuurlijk moeilijk fietsen tellen. Voor nieuwbouw zijn er echter de eisen van het Bouwbesluit. Volgens het ‘oude’ Bouwbesluit uit 1992 moet twee procent van het vloeroppervlak worden bestemd voor gestalde fietsen. Per 1 juni wordt die eis aangepast aan de functie die het gebouw zal krijgen. Dat maakt het een ingewikkelder verhaal, maar de grote lijn is dat in principe elke bouwtekening een fietsenstalling moet bevatten.

Het is de taak van de gemeentelijke dienst Bouw- en Woningtoezicht om nieuwe ontwerpen te toetsen aan het Bouwbesluit. De afdeling Eindhoven van de Fietsersbond controleerde van november 2000 tot en met februari 2001 systematisch alle gepubliceerde bouwaanvragen op de stallingseis. ‘Niet één van de bouwaanvragen voldeed op dat punt aan het Bouwbesluit’, vertelt Dirkjan Bakker van de Fietsersbond Eindhoven. ‘Er was een gebouw bij van 24.000 vierkante meter waar zes à zeven bedrijven zouden worden gevestigd. De projectontwikkelaar had wat fietsenrekken op de tekening gezet tussen de afvalcontainers. Jawel, fietsen tussen het afval, dat was een dieptepunt.’ Bakker bestookte Bouw- en Woningtoezicht met bezwaarschriften. Nu let men in Eindhoven wel op de fietsenstallingen.

Ook andere ervaringen doen het vermoeden rijzen, dat gemeenten niet altijd streng zijn op dit punt. Het nieuwe ingenieursbureau van de gemeente Den Haag krijgt bijvoorbeeld geen fietsenstalling. De werknemers van het gebouw moeten de personeelsstalling onder het stadshuis maar gebruiken. Die stalling ligt een halve kilometer weg. Had de architect dan geen fietsenstalling getekend? Jawel, op de derde verdieping.

Dat vond Ari van den Hoogen, hoofd van het bedrijfsbeheer en verantwoordelijk voor de bouw ook vreemd, maar om heel andere redenen. ‘Het is hele dure grond, dus die stalling hebben we op papier er gauw uitgesloopt.’ Volgens Van den Hoogen is het enige gevolg dat als het gebouw ooit wordt doorverkocht, er nog ‘iets voor fietsen’ moet worden gemaakt. ‘Dat zien we tegen die tijd wel.’

Dure grond ‘opofferen’ aan fietsen, valt niet mee. Daarom proberen bedrijven wellicht aan de eisen van het Bouwbesluit te voldoen door een hoekje van de parkeergarage in te richten voor fietsers. Dirk Ligtermoet, van adviesbureau Ligtermoet & Louwerse en tekstschrijver van de Leidraad Fietsparkeren, vindt dat ‘zo gek nog niet’. Het is redelijk dichtbij de ingang en vaak is er beveiliging.’

Ook Miriam van Bree van de Fietsersbond ziet er wel iets in. ‘Er zijn een paar randvoorwaarden: het moet natuurlijk veilig zijn, je moet niet worden platgereden, de plek moet logisch zijn, dicht bij de ingang, je moet je er veilig voelen. Als daaraan voldaan wordt, lijkt het me niet zo slecht.’

Bakker van de afdeling Eindhoven, in het dagelijks leven bouwkundige, wijst op een paar probleempjes. ‘De hellingbanen waarmee je toegang krijgt tot parkeergarages zijn vaak vrij steil. Volgens de nieuwe norm voor parkeergarages mogen die twintig procent zijn. Dat is te steil voor fietsers en kan tot gevaarlijke situaties leiden als die auto’s even het gaspedaal indrukken om de helling te nemen.’
Misschien kunnen architecten en ontwerpers zich over dit probleem buigen: een parkeergarage die ook voor fietsers veilig, goed en comfortabel is.

Karin Broer
Vogelvrije Fietser, maart 2002

Categorieën

Karin broer

Karin Broer

Freelance redacteur van de Vogelvrije Fietser