Buschauffeurs: ‘Kutfietsers!’

Gevaar bussen en trams onderschat

bus

In Utrecht overleed begin dit jaar een jongetje van zes toen hij onder de bus kwam. Geen incident. Het gaat veel vaker mis tussen fietser en ov. Tram en bus zijn gevaarlijk groot en zwaar, maar fietsers letten ook niet altijd goed op.

Heel Utrecht schrok van het ongeluk op het Smakkelaarsveld op 6 januari. Een zesjarig jongetje kwam onder de bus en overleed. Als reactie wezen mensen naar hardrijdende buschauffeurs, de onoverzichtelijkheid van de locatie en het wangedrag van fietsers. Maar een dag of tien later verklaarde het Openbaar Ministerie dat de oorzaak vermoedelijk een bedieningsfout is geweest. Het lukte het jongetje niet op tijd te remmen. De buschauffeur reed niet te hard. De verkeerslichten werkten ‘volgens de wettelijke richtlijn’. En de plaats van het ongeluk was ‘twee maanden onveranderd en overzichtelijk ingericht’, aldus het OM. Een ongeluk, niemand kon er wat aan doen.

Geen incident
Toch is er reden om dit ongeluk niet als eenmalig verschrikkelijk incident terzijde te schuiven. Botsingen met bussen en trams lopen voor fietsers en voetgangers vaak slecht af. En nu het autoverkeer in binnensteden steeds vaker wordt teruggedrongen, zijn bussen en trams de belangrijkste medeweggebruikers. Is daar genoeg aandacht voor?
De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) bracht in 2011 een factsheet uit over de ‘verkeersonveiligheid van openbaar vervoer’. Als het over gebruikers van het openbaar vervoer gaat, is het ov een heel veilig vervoermiddel, maar voor andere verkeersdeelnemers is de ‘onveiligheid veel groter’. In de periode 2000-2009 vielen er gemiddeld 41 doden en 138 ziekenhuisgewonden per jaar. De SWOV rekent voor dat er per afgelegde kilometer bij ongevallen met een bus zeven keer zoveel ongevallen zijn met ernstige afloop (doden en/of ziekenhuisgewonden) als bij ongevallen met een personenauto, en bij ongevallen met een tram twaalf keer zoveel. Fietsers en voetgangers zijn relatief vaak slachtoffer.
Atze Dijkstra van de SWOV verwacht niet dat de huidige situatie veel beter is. ‘We kunnen nog niks over de trend zeggen omdat we geen nieuwe cijfers hebben, maar ik denk dat je er van kunt uitgaan dat het niet gunstiger is geworden. Dat is verontrustend.’
Juist in de stad, bij stations, is het fietsgebruik de laatste jaren enorm toegenomen. Kun je stellen dat daar de onveiligheid is toegenomen? Dijkstra: ‘Ja, dat denk ik wel, vanwege de toegenomen expositie: meer fietsers in combinatie met bussen en trams.’ Bussen en trams zijn groot en zwaar. De tram heeft nog een specifiek probleem: een veel langere remweg.

Lasergunproef
Soms lijkt de ochtendspits een collectieve race richting het station. Volle bussen, stromen fietsers, allemaal met één doel: zo snel mogelijk naar het station. Wie hierover met fietsers praat, heeft het algauw over hardrijdende bussen. Kees Mourits van de Fietsersbond in Leeuwarden wijst meteen naar het gedeelte bij het Zaailand door de Prins Hendrikstraat naar het station. Dat is een stukje 30-kilometergebied waar fietsers, auto’s en bussen rijden. Wordt daar gescheurd door de buschauffeurs op weg naar het station? Op een zonnige wintermiddag nemen Kees en ik de proef op de som, met een geleende lasergun. We krijgen meteen bijval. Een man en een vrouw komen op ons af: ‘Meten jullie de snelheid van de bussen? Heel goed, ze rijden hier echt hard.’
Als we eenmaal de techniek in de vingers hebben, valt op dat de bussen wel héél kalm voorbij komen. Snelheden van 28, 22, zelden 30 km/uur. De buschauffeurs hebben ons gespot. Een vrouw komt naar ons toe: ‘Ze hebben jullie gezien hoor; over de intercom praten ze erover. Ik kom net uit de bus.’
Daarna gaan we verdekt op een terras zitten. We kunnen daar vandaan niet goed meten, maar met onze opgedane lasergunkennis, schatten we dat één op de tien bussen net even sneller dan 30 rijdt. Het valt toch wel mee, is onze conclusie. Kees Mourits: ‘Ik denk dat het op de fiets algauw als snel voelt omdat die bussen zo groot en zwaar zijn. En ik vermoed dat ze op andere momenten, als het rustiger is, sneller rijden.’

‘Kutfietsers’
Bij het busstation staat een groepje chauffeurs te roken. Een chauffeur bijt me toe: ‘En hebben jullie ook auto’s gemeten, en waarom dan niet? En, reden we allemaal te hard? Nee hè, nou dan.’ Nee, ze hadden het niet over de intercom aan elkaar verteld. ‘En als er eentje wel 50 had gereden, dan schrijven jullie dat natuurlijk meteen in jullie krantje.’ Hij gaat verder met een litanie over die ‘kutfietsers’. ‘Fietsers, fietsers zijn heilig! Door die wetgeving dat fietsers nooit de schuld krijgen, rijden ze als idioten. Ze zijn met alles bezig behalve met het verkeer; ze zitten op hun telefoons te kijken, muziek in hun oren.’ Een ander vult aan: ‘Ook irritant zijn die e-bikes. Sta je te wachten voor zo’n rotonde komt er ineens nog zo’n e-bike met een noodgang aanzetten.’ Ik vraag de eerste chauffeur: ‘Is het alleen irritant of is het gevaarlijk?’. ‘Het is irritant én gevaarlijk.’

Botsvriendelijke neus
Naar aanleiding van het ongeluk in Utrecht liet het busbedrijf in Utrecht weten dat er niet te hard wordt gereden. De persvoorlichter van U-OV: ‘Dat lijkt alleen maar zo, omdat het relatief massale vervoermiddelen zijn.’Ook de persvoorlichter van de Haagse HTM bezweert dat er in bijvoorbeeld rijtrainingen genoeg aandacht is voor verkeersveiligheid. De HTM heeft de tram voorzien van een botsvriendelijke neus waardoor slachtoffers niet letterlijk onder de tram kunnen komen. Ze wil nog even iets toevoegen: ‘Onze trambestuurders en buschauffeurs vinden het wel zorgelijk dat fietsers en voetgangers zich steeds vaker met een koptelefoon door het verkeer bewegen, of tijdens het wandelen of fietsen op hun smartphone e-mails en dergelijke raadplegen. Met als gevolg dat men niet altijd alert is op geluidsignalen of waarschuwingslichten.’

Laten we zeggen dat de bus- en trambestuurders zich ook zorgen maken over de verkeersveiligheid, maar dan vooral over het gedrag van fietsers.

‘Flankongelukken’
In 2008 stelde dr. ir. J. Stoop in een onderzoek naar de tram dat de snelheid van de tram niet de boosdoener is bij veel tramongelukken. Hij wees vooral naar ‘onoplettendheid van verkeersdeelnemers, het negeren van verkeersregels door weggebruikers, onbekendheid met de voorrangsregels van de tram, de inrichting van de trambaan en de omgeving, en het verkeersgedrag van de trambestuurder’.
Over busongelukken weten we weinig. Uit ‘exploratief’ onderzoek van de SWOV uit 2003 blijkt dat er veel ‘flankongevallen’ zijn. Dat zijn ongevallen die ontstaan doordat de bus afslaat en één van beide partijen door rood licht reed of anderszins geen voorrang verleende. Hoe groot de rol van het ‘wangedrag’ van fietsers is bij ongelukken, is moeilijk te zeggen. Bij de SWOV zeggen ze dat ongelukken altijd ontstaan door een combinatie van factoren. Bijvoorbeeld: de zon staat laag, iemand maakt een fout en de kruising is niet ideaal vormgegeven.

Fietsers hebben haast
Als je naar het gedrag van fietsers en voetgangers kijkt, wat zou je dan kunnen doen om de vormgeving van kruisingen te verbeteren? Die vraag stelden studenten Dolf Maris en Kay Scherphof in hun afstudeerscriptie voor de Hogeschool Windesheim (2014). Zij onderzochten een aantal ongevalslocaties in de grote steden. Fietsers en voetgangers hebben inderdaad geregeld te weinig aandacht voor het verkeer, ofwel omdat ze in de weer zijn met hun mobiel, ofwel omdat ze ‘op de automatische piloot’ achter hun voorganger aan lopen of fietsen. Opvallend is vooral dat fietsers en voetgangers zich niet goed bewust zijn van de gevaren van de tram. Ze hebben bijvoorbeeld haast en nemen dan onverantwoorde risico’s.
Wat ook vaak gebeurt is dat fietsers ergens anders oversteken dan officieel de bedoeling is. Soms is het gedrag goed te verklaren. Een trambaan heeft vaak een beperkt aantal oversteekmogelijkheden, waardoor hij een barrière vormt. Op zoek naar de kortste weg kiezen fietsers dan voor een voetgangersoversteek en dat kan leiden tot gevaarlijke situaties.

Waarschuwingslichten
Tramoversteken zien er nog steeds heel verschillend uit (zoals Raad voor de Transportveiligheid al in de jaren negentig aangaf). Zo zijn de oversteken van de trambaan in Utrecht/Nieuwegein soms voorzien van bomen, soms alleen van lichten, en soms heeft de trambaan helemaal geen beveiliging.
De tramwaarschuwingssignalen zijn een verhaal apart. Die lijken in alle vier de tramsteden niet goed te functioneren. Dat laatste is een bekend gegeven bij afdelingen van de Fietsersbond. Bob Molenaar van de afdeling Den Haag: ‘Ik maak regelmatig mee dat waarschuwingslichten staan te knipperen en te bellen zonder dat er in velden of wegen een tram te bekennen is.’

Grondlichten
Meer uniformiteit en herkenbaarheid op tramkruisingen zou volgens de studenten de verkeersveiligheid helpen. Maar met vier betrokken tramregio’s is dat een lange weg. Voor de korte termijn doen ze onder andere voorstellen voor het verwijderen van sommige hekken op voetgangersoversteken, betere spiegels voor trambestuurders, waarschuwingslichten op de grond (de kijkrichting van op de smartphone turende voetgangers en fietsers) en gedragscampagnes. Terug naar Utrecht. Daar gaat de gemeente de komende weken werken aan een Actieplan verkeersveiligheid met daarin aandacht voor de groepen bus/tram en langzaam verkeer, aldus de persvoorlichter. ‘Aan de orde komt zeker ook de eigen verantwoordelijkheid van weggebruikers.’

Wat is úw ervaring? Ligt het hoge aantal gewonden aan de fietsers of aan de bus- en trambestuurder? Mail naar [email protected]

 

Categorieën

Karin broer

Karin Broer

Freelance redacteur van de Vogelvrije Fietser