Het stiefkindje van de architect

Nederland krijgt steeds meer nieuwe gebouwen. Denken de architecten boven hun tekentafel eigenlijk wel aan een fietsenstalling? Nog steeds verrijzen er scholen zonder stalling en bioscopen zonder rekken. Maar er begint hier en daar iets te veranderen.

Goede en slechte voorbeelden van fietsstallingen bij publieksgerichte gebouwen

Bioscoopbedrijf Pathé opende onlangs twee nieuwe gebouwen in Amsterdam. Vlak naast de Arena werd in Zuid-Oost een megabioscoop opgeleverd met veertien zalen. De fietser zal vergeefs zoeken naar een fietsenrek, laat staan een inpandige fietsenstalling zoals Pathé met de andere nieuwe bioscoop De Munt voor ogen had. Hier is een ondergrondse stallingsruimte voor tweehonderd fietsen. Alleen moet er nog een toegang komen met een hellingsbaan. Zolang die er nog niet is, slingeren de fietsen rond in de Vijzelstraat, waar ze zelfs de nooduitgang van de bioscoop blokkeren.

De architect zou bij nieuwe gebouwen, zeker publiekgerichte gebouwen als bibliotheken, scholen, stadhuizen en bioscopen vaker aan de fietsenstalling moeten denken. Dat is niet alleen de mening van de Fietsersbond, ook de overheid vindt dat. Daarom werkt bijvoorbeeld het kenniscentrum CROW in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat hard aan een nieuwe ‘Leidraad voor fietsparkeren’. Daarvoor stellen de deskundigen van kenniscentrum CROW richtlijnen op voor bijvoorbeeld het aantal stallingsplaatsen dat er bij dergelijke gebouwen gerealiseerd zou moeten worden. Sinds 1992 bevat ook het Bouwbesluit, waarin alle eisen staan voor nieuwbouw, een paragraaf over het stallen van fietsen. Tot nu toe is de minimale eis dat twee procent van het vloeroppervlak aan een fietsenstalling gespendeerd wordt, maar bij de Raad van State ligt een verdergaande richtlijn.

Joep Huffener is fietscoördinator van de gemeente Amsterdam. Hij twijfelt hoorbaar als hem gevraagd wordt of er bij de bouw van nieuwe gebouwen vaker aan de fietsenstalling wordt gedacht. ‘Nou, het ligt eraan. Bij de dienst Ruimtelijke Ordening is wel iets veranderd. Daar letten ze wel meer op, maar de meeste projectontwikkelaars gummen een fietsenstalling het liefst meteen weer uit. Het kost ruimte en ruimte kost geld.’

Dat een commercieel ingesteld bedrijf als Pathé een fietsenstalling laat bouwen, heeft volgens Huffener ermee te maken dat ze zelf last hadden van de slingerende fietsen in de Regulierbreestraat. Het gebied rond de Arena is een ander verhaal. ‘Daar is alles gericht op de auto en het openbaar vervoer. Dan gaat zo’n bioscoopbedrijf echt niet uit zichzelf iets voor fietsers doen.’

Huffener probeert de nieuwbouwplannen zo goed mogelijk in de gaten te houden. ‘Ik heb wel eens overwogen om voortaan alle bouwaanvragen op te vragen en te kijken hoe de fietsenstalling erin zit, maar er zijn zoveel aanvragen, dat is onbegonnen werk. Ik ben bij alle ambtenaren op bezoek geweest die met bouwaanvragen te maken hebben. Iedereen is op de hoogte, maar het gebeurt nog steeds dat een nieuwe school wordt gebouwd, zoals op Sporenburg, zonder fietsparkeervoorzieningen. Dat vonden ze bij Ruimtelijke Ordening niet mooi.’

Dat er iets mist, wordt meestal meteen duidelijk. Basisschool de Achthoek op Sporenburg in het Oostelijk Havengebied vraagt tegenwoordig kinderen die dichtbij wonen, te komen lopen. Voor de pakweg vijfhonderd fietsen zijn geen voorzieningen. Volgens een woordvoerster van het projectteam voor het Oostelijk Havengebied, die niet met haar naam in de krant wil (‘dan gaat iedereen mij bellen’) is ergens ‘binnen het ontwerpteam’ de keuze gemaakt om geen fietsenberging te maken. Zowel het schoolbestuur, als het stadsdeel Zeeburg als het projectteam dat direct onder de centrale stad valt, zijn hiervoor verantwoordelijk, aldus de woordvoerster. Binnenkort is wel eindelijk de speciaal gefabriceerde stang klaar die past bij het ontwerp van de openbare ruimte en die als fietsenstalling kan dienen, maar ook die zal de nood niet kunnen lenigen.

De grootste prestatie op het gebied van fietsenstalling-vergeten, staat nog altijd op naam van Den Haag. Daar werd een prachtig stadhuis gebouwd zonder fietsenstalling met een voorplein dat leeg zou moeten blijven. Dat lukte uiteraard niet. De blunder wordt toegeschreven aan de architect. De Amerikaan Richard Meier zou zich niet hebben gerealiseerd dat mensen hier op de fiets naar het stadhuis en de bibliotheek komen.
Inmiddels is het ontwerp ‘gerepareerd’ met een chic ‘fietsdoosje’ van ontwerper Moshé Zwarts en heeft de gemeente van de blunder geleerd. Volgens Fred van de Burg, stedenbouwkundige in Den Haag, denken ze nu altijd aan de fietsenstalling. Het beleid van Den Haag bestaat uit twee sporen: als er een fietsenstalling gemaakt moet worden gaat hij of inpandig, zoals op de Groenmarkt, of het wordt een mooie, zoals het fietsdoosje of het bewakershokje bij de stalling op het Buitenhof. Den Haag nam ook het initiatief voor wat waarschijnlijk de eerste tentoonstelling over stallingsontwerpen is. In oktober waren in de tentoonstellingsruimte Stroom (Haags Centrum voor Beeldende Kunst) twaalf ontwerpen te zien, die in de komende jaren in Den Haag en omgeving gebouwd gaan worden. Daarmee halen de Haagse ambtenaren slim de stallingsproblematiek even uit de verkeershoek, en zetten ze deze in de schijnwerpers van stedenbouwers, ontwerpers en architecten.

Dat er bij ontwerpers meer aandacht komt voor de fiets, bewijst bijvoorbeeld een artikel over fietsenstallingen in het oktobernummer van De Architect. Adjunct-hoofdredacteur Harm Tilman: ‘Het is op dit moment een belangrijke opgave, een beetje vergelijkbaar met ruimtes voor kinderopvang, iets waar veel behoefte aan is. Dat signaleren we en dan schrijven we daarover. De fietsenstalling is nu een relevant onderwerp. Het is relevant voor wat er in steden gebeurt. Het is duidelijk dat de fiets steeds belangrijker gaat worden in steden, daar horen goede voorzieningen bij.’

De architect moet ook zelf aan de fietsenstalling denken bij het ontwerpen van een nieuw gebouw, vindt Tilman. ‘Als de opdrachtgever het vergeet, dan is het de taak van de architect om daar op te wijzen. In het algemeen begint een architect met te bedenken hoe het gebouw gebruikt zal worden, daarnaast zijn er natuurlijk de overwegingen van de vorm. Wij propageren als tijdschrift uit te gaan van het gebruik van dat gebouw. Er zijn natuurlijk mensen die dat niet doen, die kijken alleen naar het beeld. Het stadhuis van Den Haag is een bekend voorbeeld.

Wist je dat die Amerikaan eigenlijk vond dat die fietsenstalling weer moest worden afgebroken? Hij vond het ook maar niks dat mensen planten voor het raam hadden gezet.’ Dat soort architecten benadert architectuur als kunst, vindt Tilman. ‘Wij vinden dat een architect aandacht moet hebben voor de alledaagse leefomgeving, voor het gebruik en daar hoort ook aandacht voor het fietsen bij. Ook met de ervaring van de gebruiker, het plezier dat fietsen oplevert, zou de architect rekening moeten houden. Als je dat niet doet dan krijgt je dingen als de parkeergarages in de Bijlmer, daar kun je prima parkeren, maar haast niemand doet dat omdat mensen het als erg onveilig ervaren. Daar is geen rekening gehouden met de ervaring van de gebruiker.’

Kees Duijvestein is hoogleraar milieutechnisch ontwerpen aan de faculteit bouwkunde van de TU Delft. Hij ziet in de bouw- en stedenbouwkunde een toenemende aandacht voor de fiets. ‘Vroeger werd er te vaak gedacht dat je fietsen overal wel kwijt kunt. Nu is er meer aandacht voor, zeker bij stations en onderwijsgebouwen. De locatie van stallingsvoorzieningen is niet altijd logisch. Een fietser moet zijn fiets goed en droog kunnen stallen en dan op een logische manier naar de ingang van het gebouw of de trein kunnen gaan. Nu is het soms zo dat je je trein mist omdat je een heel eind moet omlopen.’ Volgens Duijvestein wordt de fiets in de opleiding van architecten en stedenbouwkundigen zeker niet vergeten. Zelf gaf hij het, overigens weer opgeheven, onderwijsblok IMAGO (Integratie van Milieu-Aspecten in de Gebouwde Omgeving) waarin hij studenten liet uitzoeken wat het voor de gebouwde omgeving betekent als iedereen met de fiets, of met het openbaar vervoer, of met de auto zou komen. ‘Dan krijgen studenten een indruk van de volumes die daarbij horen. Fietsenstallingen nemen minder ruimte in dan parkeergarages en dat is gunstig voor het milieu én voor de portemonnee.’

Hoe de nieuwe Rijksbouwmeester, Jo Coenen, over de fiets denkt is wat onduidelijk. Zijn nieuwe bibliotheek in Maastricht (onderdeel van het Ceramique-project) lijkt niet ruim bedeeld met stallingsvoorzieningen. De afdeling Maastricht van de Fietsersbond beticht Coenen ervan pas in een laat stadium aan de fiets te hebben gedacht. Maar daar is volgens Paul Kuitenbrouwer van Bureau Jo Coenen niets van waar. ‘Nee hoor, die zijn we echt niet vergeten. Voor bezoekers hebben we beugels in de openbare ruimte gezet, voor het personeel is er een inpandige stalling. We hebben geprobeerd fietsenrekken op logische plekken neer te zetten. Je kunt natuurlijk niet het hele plein volzetten. Het is wel waar dat het gebouw er al even stond, dat de klemmen pas later zijn geplaatst. Dat heeft even geduurd.’

Volgens Kuitenbrouwer heeft Coenen bewust niet gekozen voor een inpandige stalling voor bezoekers. ‘Een inpandige stalling werkt niet voor een bibliotheek. Iemand die een boek gaat terugbrengen, knalt zijn fiets tegen de voorgevel. Daarom werkt zo’n grote ondergrondse stalling zoals bij de bibliotheek in Tilburg niet. Ik vind ook dat je zo het leven uit de stad weghaalt. Een fietser hoort in het straatbeeld. Een fietser is zo een voetganger en andersom.’

Maar er is meer onder de zon dan de keuze tussen fietsenkelder en fietsenrek. In Amsterdam verrijst de allereerste ‘parkeergarage’ voor fietsers. De tijdelijke stalling voor het station is ontworpen door de jonge ontwerpers van VMX. In het universiteitsgebied de Uithof in Utrecht staan verschillende gebouwen die de fietsenstalling op een leuke en praktische manier integreren in het gebouw. Het nieuwe gebouw van de faculteit natuurkunde, het Minnaertgebouw, heeft een fietsenstalling die zich achter de letters ‘Minnaert’ bevindt. Daardoor is deze stalling droog en ligt hij pal naast de ingang. Ook bij de bouw van het nieuwe Educatorium, een ontwerp van Rem Koolhaas, is aan de fietsenstalling gedacht. Die bevindt zich onder het gebouw, maar de gebruiker hoeft zo weinig af te dalen dat de naam fietsenkelder niet juist is. Voor Aryan Sikkema, directeur huisvesting van de Universiteit Utrecht, staat het buiten kijf dat het nieuwe gebouw een goede fietsvoorziening nodig had: ‘Het Educatorium is gebouwd voor studenten, die fietsen natuurlijk veel.

Verder hebben we als universiteit een vervoersmanagementbeleid, we willen het fietsen bevorderen. Dus vanaf de vroegste ontwerpen is de fietsenstalling meegenomen. We wilden per se een overdekte fietsenstalling. Dat kost natuurlijk geld en dan is het zaak om als er geschrapt moet worden, de fietsenstalling erin te houden. Dus je zegt een keer “nee”, je zegt nog een keer “nee” en nog een keer “nee” en dan komt hij er.’

Karin Broer
Vogelvrije Fietser, maart 2001

Categorieën

Karin broer

Karin Broer

Freelance redacteur van de Vogelvrije Fietser