Kinderen willen wél fietsen

Trend: bange ouders met achterbankkinderen

Illustratie van fietsend kind met bange ouders

Fietsen was voor kinderen nog nooit zo veilig als nu. Toch daalt het aantal kinderen dat naar school fietst. ‘Soms fietsen ouders zelf niet graag.’

Lopen of fietsen naar school, het wordt steeds minder vanzelfsprekend. Ruim twintig jaar geleden werd één op de vier kinderen met de auto gebracht. Dat steeg naar 30 procent vier jaar geleden. En in dezelfde periode daalde het aantal lopende en fietsende kinderen met 3 procent. De nieuwste cijfers wil Ineke Spapé van onderzoeksbureau SAOB nog niet prijsgeven, maar ‘de trend is niet veranderd’.
Veel scholen zouden graag een ommekeer zien: meer fietsers en minder auto’s. Voor en na schooltijd is het druk en chaotisch rondom schoolpleinen. Auto-ouders morren over gebrek aan parkeerruimte, ‘zwabberende’ kinderen en brede bakfietsen. Fietsouders klagen over uitlaatgassen, afsnijden en portieren die pal voor school open worden gegooid.
Wat te doen? Spapé bedacht het project cycling4school, dat fietsen beloont. Kinderen verdienen spaarpunten door lopend of met de fiets naar school te komen. Haalt de school genoeg spaarpunten dan volgt een leuke activiteit voor de hele school. Vier scholen in en om Breda deden mee aan een pilot. En bij allemaal daalde het autogebruik fors: minstens 10 procent. En die daling was er twee maanden later nog. Spapé: ‘Het zijn de kinderen die het doen. Zij stimuleren hun ouders mee te doen.’

‘Prinsjes en prinsesjes’ komen met de auto

Het kan dus anders. De afstand is eigenlijk bijna nooit het probleem. Zelfs op het platteland woont maar 4 procent van de gezinnen verder dan drie kilometer van de basisschool. Vaak kiezen ouders voor de auto vanwege het gemak of tijdwinst. Wie de kinderen altijd met de auto wegbrengt, rijdt meteen door naar het werk. En als er twee auto’s in een gezin zijn, stijgt de kans op wegbrengen met de helft. Hans Rietberg, docent bij de Fietsschool van de Fietsersbond: ‘Soms fietsen ouders zelf niet graag. En kinderen met een migratieachtergrond hebben niet altijd een fiets.’
Schooldirecteur Ludy Meister van de Don Sarto in Tilburg ziet ook ‘prinsjes en prinsesjes’. ‘Sommige ouders willen hun kinderen niet blootstellen aan regen, wind en kou, en ook niet aan gevaren in het verkeer.’

Fietsen veiliger dan ooit

Maar fietsen was nog nooit zo veilig voor jonge kinderen. Dat komt vooral door het scheiden van fietsers en auto’s: meer fietsstroken, fietspaden en fietsstraten. En door veiligere kruisingen, meer rotondes, verkeersdrempels en meer 30-kilometerzones in woonwijken. Jolieke de Groot van SWOV (Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid): ‘Het aantal dodelijke fietsslachtoffers onder kinderen is laag en daalt gelukkig nog steeds. Overigens in tegenstelling tot ouderen, daar is juist een lichte stijging te zien.’
Toch hebben de wegbrengouders misschien een punt. In 2015 stierven vier kinderen jonger dan 14 jaar in een auto, tegenover negen fietsende kinderen. De achterbank lijkt dan het allerveiligst. ‘Je kunt niet concluderen dat fietsen naar school gevaarlijker is’, zegt De Groot. ‘Daarvoor hebben we niet de juiste gegevens. De politieregistratie is sinds 2010 helaas gebrekkig.’ Ook schooldirecteur Meister zet een stevige kanttekening: ‘Ouders blijven niet brengen. Onze leerlingen gaan straks allemaal op de fiets naar de middelbare school. Zijn ze dan goed voorbereid?’

Wel of geen fietshelm?

Als alle kinderen tot 10 jaar een goede fietshelm zouden dragen, zou dit jaarlijks honderd ziekenhuisopnames schelen, berekende VVN. De Fietsersbond is sceptisch. In gebieden waar fietshelmen verplicht zijn, daalt het risico op hoofdletsel niet, het fietsgebruik wel. En jonge kinderen lopen ‒ anders dan vaak gedacht ‒ weinig risico op de ongelukken waarbij de helm beschermt. VVN én Fietsersbond zijn tegen een helmplicht omdat juist veel fietservaring belangrijk is voor de veiligheid.

Bovendien is ongelukken vermijden niet het enige punt dat je moet meewegen, vindt Janneke van Klei van de Fietsschool. ‘Fietsen is gezond, kinderen vinden het leuk en ze kunnen langer stilzitten in de klas wanneer ze ervoor en erna bewegen.’ De Fietsschool, een initiatief van de Fietsersbond, komt daarom een ochtend of middag langs op de basisschool om kinderen enthousiast te maken. De fietsdocent geeft uitleg in de klas, er is een fietskeuring, maar het gaat vooral om zelf doen.

Fiets eens achter je kind

Van Klei: ‘Je leert fietsen vooral door het dagelijks te doen. Regels kun je leren. Maar hoe reageer je wanneer je geen voorrang krijgt? Zie je dat? Gooi je dan snel je stuur om?’ Ouders van nu vinden kinderen van 8,5 jaar oud genoeg om zelfstandig naar school te fietsen, weet De Klei. ‘Dat is anderhalf tot twee jaar ouder dan twintig jaar geleden. Wat langer meefietsen, is geen enkel probleem. Dat vinden kinderen gezellig. Maar fiets ook eens achter je kind. Dan kunnen ze laten zien wat ze zelf al kunnen. En als ouder overzie je goed waar je nog moet corrigeren.’
Ook fietsdocent Rietberg vindt oefenen het belangrijkst. ‘Kan het?, vraag ik bij een drukke weg bij het groepsfietsen. En ze leren dat tien of honderd meter vooruitkijken belangrijk is om niet tegen je voorligger te botsen.’ Het parcoursje op het schoolplein blijft favoriet bij de leerlingen: langs pionnen laveren en onderweg een glas water oppakken en inleveren zonder te knoeien. Rietberg: ‘Maar er zit ook altijd een bocht naar links in: goed achteromkijken, hand uitsteken, bocht maken. En hoeveel vingers stak ik op?’ Het lastigst vindt Rietberg de stoere jongens. ‘Mijn fiets heeft geen achterrem, roepen ze vol bravoure. Dan probeer ik eerst een grapje: en hoeveel tanden heb je nog? En daarna laat ik zien wat er kan gebeuren.’
Vrijwel alle basisscholen geven verkeersles en doen mee aan het verkeersexamen van Veilig Verkeer Nederland in groep 7/8. Het praktijkexamen slaat één op de tien scholen echter over. De Don Sarto in Tilburg bijvoorbeeld. Directeur Meister: ‘We willen echt graag, ook al vindt een deel van de ouders het gevaarlijk. Het grootste probleem is eigenlijk het vinden van genoeg vrijwilligers. We overleggen nu met een school vlakbij. Samen lukt het wellicht wel.’

_fietspuberjpg
Beeld-auteur: Judy Ballast

Gevaarlijkste leeftijd: 16 jaar

Per afgelegde fietskilometer geldt voor fietsers: hoe jonger, hoe lager het risico op een ongeluk. En nog steeds geldt dat het aantal ongelukken onder jonge fietsers elk jaar afneemt. Maar er is een gevarenpiek rond 16 jaar. Mobieltjes, het overmoedige puberbrein, nieuwe routes met drukkere wegen, oud genoeg om alleen in het donker te fietsen? Waarschijnlijk telt het allemaal mee.

De fietssimulator

Middelbare scholieren stappen bijna allemaal op de fiets naar school. Maar met de leeftijd stijgt ook het risico op een ongeluk (zie kader). Tegen het nieuwste afleidingsgevaar ‒ appen op de fiets ‒ is er inmiddels een… app! Met fietsmodus sparen scholieren voor een bioscoopkaartje of een megaschoolfeest met 538-dj’s. Wie meedoet, zet voordat hij opstapt fietsmodus aan. De telefoon gaat dan op ‘zwart’. Berichten komen wel binnen, maar erop reageren kan niet. Tenzij je de app weer uitzet. Maar elke fietskilometer zonder appen levert een punt op.

fietsmodus
Beeld-auteur: Michiel Slütter

Binnenkort is er nog een hulpmiddel om veilig te leren fietsen: de fietssimulator. Dat is een hometrainer met een scherm of een virtual reality-bril. Net als bij de vlieg- of autosimulator kun je zo levensecht oefenen. Geert de Leeuw ontwikkelt een fietssimulator bij NHTV, een instelling voor hbo- en wo-opleidingen: ‘Wij gebruiken de fietssimulator vooral om straatontwerpen te testen en fietsgedrag te onderzoeken. Maar je kunt er natuurlijk ook veilig fietservaring mee opdoen of een virtueel fietsexamen doen. Alles is variabel: veel of weinig auto’s, wel of geen fietspad, afslaande vrachtwagens, fietsers die je moet inhalen.’ Basisscholieren in Groningen mochten dit jaar al een fietssimulator testen. De opdracht: fiets en verstuur tegelijkertijd een appje. De vele valpartijen waren gelukkig ook virtueel.

Fietsen. Wat kan een kind wanneer?

Vanaf 4 jaar: Beginnen met fietsen. Omkijken of afleiding zorgt nog voor slingeren.

Vanaf 5 jaar: Meeste kinderen fietsen ‘los’. Ze snappen dat de weg bestaat uit stoep, fietspad en autogedeelte, en begrijpen het zebrapad, stoplicht en het idee van rechts houden.

Vanaf 9 jaar: Belangrijkste voorrangsregels en verkeersborden zijn bekend. Kind ziet een ‘eenvoudige’ gevaarlijke situatie aankomen (meisjes beter dan jongens).

Vanaf 10 jaar: Kind kan nu ook goed ‘uit ooghoeken’ opletten en is vaak groot genoeg om het verkeer te overzien.

Vanaf 11 jaar: Kind kan aandacht goed bij het verkeer houden.

Vanaf 12 jaar: Inzicht in complexere verkeerssituaties.

Vanaf 14 jaar: Volledige beheersing van balans en goed inzicht in gevaarlijke situaties.

 

Categorieën