Hortende frontaalkwab

Waarom oudere fietsers trager worden

Niet alleen de ogen van ouderen gaan achteruit

Illsutraie van oudere fietser in verkeerschaos

Als je ouder wordt, gebeurt er iets in je hoofd. De frontaalkwab holt achteruit en daardoor overzien ouderen verkeerssituaties minder goed. Eén troost: ‘Ook jongere fietsers fietsen niet allemaal even goed’.

Als 25-jarige surfde ik soepeltjes door het verkeer. Elke ochtend op topsnelheid van de rand van Utrecht naar het station hartje stad. Verkeerslichten waren om te waarschuwen: kijk hier even wat meer om je heen. In volle vaart slalomde ik om slome medefietsers. Ik was onkwetsbaar, een superfietser. Pakweg 25 jaar later kijk ik veel meer uit. Echt bang ben ik niet, maar die air van onkwetsbaarheid is weg. Ik ga op tijd weg, heb nog zelden haast op de fiets en stop voor rood licht.
Mijn verhaal is heel herkenbaar voor veel oudere fietsers boven de 40. Oudere fietsers zijn een risicogroep in het verkeer. In een grafiek zie je de lijn vanaf 55 stijgen en vanaf 75 zo’n beetje als een raket de lucht in gaan. Met de jaren worden mensen stijver, trager, breken eerder iets, maar er gebeurt ook iets in het hoofd. Dat zie je bijvoorbeeld bij kruispunten waar fietsers in alle vier richtingen tegelijkertijd groen krijgen. Soms nemen oudere fietsers uit voorzorg de voetgangersoversteek of ze wachten net zolang tot iedereen al is voorgegaan. Sommigen wachten zo lang dat het licht alweer op rood staat als zij eraan toe zijn over te steken. Waarom?

oudere fietser en jongere fietser treffen elkaar
Met de jaren worden mensen stijver, trager, breken eerder iets, maar er gebeurt ook iets in het hoofd. Beeld-auteur: Maarten Hartman

Trage ogen

‘Je gezichtsvermogen wordt minder als je ouder wordt’, zegt verkeerspsycholoog Dick de Waard van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Dat is de belangrijkste oorzaak. Sommige dingen zijn op te lossen met een bril. Maar na je 65ste krijgen mensen oogkwalen als staar, een geler wordende lens en glaucoom, en die zijn niet zo makkelijk op te lossen. Het gaat zo geleidelijk dat je het niet in de gaten hebt. En omdat je slechter ziet, word je onzeker.’
Maar het zijn niet alleen de ogen die achteruitgaan. Het wordt ook moeilijker om meerdere handelingen tegelijkertijd te verrichten. De Waard: ‘Bij links afslaan, een van de meest complexe handelingen in het verkeer, moet je over je schouder kijken, wat voor sommigen fysiek moeilijk is. Hand uitsteken, dan moet je dus even met één hand fietsen – dat is minder stabiel. En je moet vooruitkijken, achter je en naar rechts. Dus: veel informatie, je aandacht verdelen, een beslissing nemen én handelen. Fietsen is best ingewikkeld dan.’
Ook nieuwe of onoverzichtelijke situaties zijn lastiger. De Waard: ‘In een nieuwe situatie moet je kijken waar je naartoe moet, bedenken hoe je daar komt en in actie komen. Als je een bekende route rijdt, weet je bewust of onbewust dat je hier op verkeer van rechts moet letten en daar vaak auto’s stilstaan, dat soort dingen. Dat maakt het gemakkelijker. Op een nieuwe route is alles nieuw.’

illustratie oudere fietser
Beeld-auteur: Berend Vonk

Hoge-ordetaken


De situatie inschatten en beslissingen nemen wordt ingewikkelder als je ouder wordt. Dat heeft te maken met neurale verbindingen. Neuropsycholoog Anselm Fürmaier: ‘De hersenstructuren in de frontaalkwab worden minder. En met die frontaalkwab worden alle zogenaamde hoge-ordetaken uitgevoerd. Het is het deel van de hersenen dat als laatste klaar is en als eerste weer achteruitgaat. Het zijn zowel de verbindingen als de hersencellen die achteruitgaan.’
Fietsen is typisch een activiteit waar je je frontaallob voor nodig hebt, want het is complex. Je moet verschillende dingen door elkaar doen: waarnemen, inschatten, informatie verwerken, handelen, et cetera. Eén lichtpuntje: ‘Omdat ouderen de verbindingen efficiënter gebruiken, door op gewoonten ‒ automatismen ‒ terug te vallen, kunnen we omgaan met dit verlies aan hersenstructuur.’
Fietsen vraagt dus het een en ander van de frontaallob. Als die minder gaat functioneren, is het te verwachten dat de complexere uitdagingen lastiger worden, zoals nieuwe situaties, de spits of shared space (gedeelde ruimte zonder fietspaden en stoepen).

Grote verschillen tussen ouderen

Bij Roessingh Research & Development, een onderzoeksinstituut gelieerd aan revalidatiecentrum Het Roessingh in Enschede, werken Rosemary Dubbeldam en Carola Engbers. Daar ontdekten ze bij het uitvoeren van een aantal testen onder twee groepen fietsers dat er een verband is tussen het kortetermijngeheugen, de reactietijd bij complexe taken en de fietsprestaties. Dubbeldam: ‘Dat is geen causaal verband, maar uit onze data bleek dat hoe mensen scoorden op kortetermijngeheugen en op complexe taken, een relatie had met hoe ze fietsten.’ De verschillen tussen ouderen bleken overigens heel groot te zijn. De helft van de ouderen fietste net zo goed als de jongeren. Dubbeldam: ‘Ook de jongere fietsers fietsen niet allemaal even goed.’
Wat heeft het kortetermijngeheugen met fietsen te maken? Dubbeldam: ‘Als je op pad gaat neem je strategische beslissingen: op welke tijd ga je fietsen, welke route? Je neemt tactische beslissingen. Bijvoorbeeld: nu ga ik mijn hand uitsteken en naar links, want dan blijf ik die auto voor. En je onderneemt daadwerkelijk actie. Voor dat gedeelte van tactische beslissingen en de acties heb je je kortetermijngeheugen nodig. Maar voor ons onderzoek was dat kortetermijngeheugen vooral een maat om vast te stellen hoe het gesteld is met iemands mentale vermogens. Je hebt meer cognitieve functies nodig.’

fietsende werknemer
Beeld-auteur: Maarten Hartman

Rare kruispunten zijn niet leuk voor oudere fietsers

Als we ouder worden gaan de cognitieve functies die in onze frontaallob worden geregeld achteruit. Daarom vinden we drukke situaties of onbekende wegen en rare kruispunten als ‘vier-richtingen-groen’, niet leuk meer. We kunnen minder snel de belangrijkste conclusies trekken en beslissingen nemen. Kun je dat voorkomen?
Erik Scherder, de tv-neuropsycholoog van De Wereld Draait Door, zegt dat de doorbloeding van de hersenen beter wordt als ouderen bewegen en dat vooral de frontaallob daarvan profiteert. Toen een groep inactieve ouderen begon met regelmatig stevig doorwandelen, verbeterde een paar hersenfuncties: inhibitie (remming), de functie die ervoor zorgt dat je in staat bent onderscheid te maken tussen wat belangrijk is om te onthouden en wat niet, en intern record, je eigen referentie, dat je weet waar je net was. Dit zijn precies de functies die je nodig hebt in het verkeer. Je moet weten wat je aan het doen bent, en snel inzicht hebben in wat het belangrijkste is waar je op moet letten. Dus om te kunnen blijven fietsen, is het vooral van belang om te blíjven fietsen of op een andere manier te blijven bewegen.

Terecht bang

Fietswetenschappers plaatsen een kanttekening. De Waard: ‘Blijven fietsen, zeker. Maar het wordt anders als je heel onzeker wordt. Er zijn eigenlijk geen regels voor. Je moet zelf dit soort beslissingen nemen. Wat je vaak ziet is dat mensen banger worden na een incident. Ze zijn hun zelfvertrouwen kwijt en moeten dat weer opbouwen.’
Ook bij het Roessingh zijn ze voorzichtig. Dubbeldam: ‘Het is vooral belangrijk om lichamelijk en geestelijk fit te blijven. Het is een kwestie van veel oefenen. Fietsen moet je vooral blijven doen. Maar het moet natuurlijk wel veilig. De infrastructuur moet in orde zijn en je moet niet bang zijn. Uit onderzoek naar lopen, bleek dat mensen die bang waren te vallen ook meer vielen. Dus die waren terecht bang.’

Categorieën

Karin broer

Karin Broer

Freelance redacteur van de Vogelvrije Fietser