‘De fiets is minder waard geworden’

B4719

Fietsen doet journalist H.J.A. Hofland al jaren niet meer. Zijn laatste fiets liet hij achter in de tuin van zijn vorige huis. ‘Misschien staat hij er nog wel.’ Maar ook al fietst hij niet meer, hij observeert wel met een scherp oog de fiets, de fietser en zijn gedrag.

De fiets is in Nederland zo gewoon als water uit de kraan. Bijna niemand verwondert zich over een alledaags vervoermiddel als de fiets. Maar Hofland, in 1999 uitgeroepen tot Nederlands journalist van de twintigste eeuw, bekijkt de fietsers zoals wellicht alleen buitenlandse bezoekers dat zouden kunnen. Over de overvolle fietsflat bij het Centraal Station in Amsterdam merkt hij op: ‘Het lijkt net een kerkhof van dode insecten. Het is ongelofelijk hoe je daar ooit je fiets terug zou kunnen vinden.’ En met verwondering kijkt hij naar fietsers op de smalle bruggen in de Amsterdamse binnenstad. ‘Ieder spitsuur is het een spontane jamsessie van fietsers. Er rijden zoveel fietsers, het is een wonder dat ze niet tegen elkaar opbotsen.’

Liggende fiets
Er is nog een verschijnsel waar iedereen gedachteloos aan voorbij gaat, maar waar Hofland aandacht voor wil vragen: de liggende fiets. ‘De fiets is als machine minder waard geworden’, stelt Hofland. ‘Een teken van die depreciatie is de liggende fiets. Eind jaren vijftig liep ik in de Paleisstraat. Daar woei het een beetje. Voor mij liep een man die een omgewaaide fiets weer tegen het paaltje zette, en wel op zo’n manier dat die niet nog een keer om zou vallen. Ik wilde de man identificeren die zo vriendelijk was een fiets op te rapen. Toen ik hem inhaalde zag ik dat het burgemeester Samkalden was, een burgervader die zich ontfermt over liggende fietsen. Nou verwacht ik niet dat Cohen fietsen gaat oprapen. Dat kan ook niet meer, als er één fiets op de grond ligt zet je hem weer overeind. Maar als er twintig liggen, stop je met oprapen. Niemand kijkt meer op van liggende fietsen.’
De fiets blijft als zwerfvuil op de stoep liggen. Een treurig beeld, vindt Hofland. ‘Hier verderop stond een paars gespoten Raleigh met versnellingen en twee lekke banden. Hij lag op de grond, wel op slot maar niet ergens aan vast. Ik heb hem rechtgezet. Op weg naar mijn werk kwam ik er dagelijks langs en ik beschouwde hem als mijn monument. Vreemd genoeg kwam niemand die prachtige fiets halen, hij heeft er uiteindelijk twee jaar gestaan. Toen ik na een verblijf in het buitenland terug kwam, was hij weg. Waarschijnlijk verwijderd door de wrakkenopruimingsdienst van de gemeente. Jammer. Het was een mooie fiets, een monument voor het vervoermiddel.’
Fietsdiefstal is ook een symptoom van waardevermindering. ‘Een goed gebruiksvoorwerp dat geen waarde meer heeft, blijft gestolen worden. Als je fiets gestolen wordt, steel je er gewoon een terug. De fiets is collectief bezit geworden, waardoor we inmiddels het witte fietsenplan van Luud Schimmelpenninck naderen.’

Ordeloze bende
En er is Hofland nog iets opgevallen. ‘De fietsers zijn zich vrijmoediger gaan gedragen. Anarchistisch zijn Nederlandse fietsers altijd al geweest. In de jaren twintig was de Tsjech Karel Papek in Nederland die het boek Over Holland schreef. Hij verbaasde zich over het individualisme en de elegantie van de Nederlandse fietser. Daar had hij gelijk in, je moet een elegante motoriek hebben, anders kun je niet fietsen.’
Volgens Hofland is dat ‘anarchistische levensgevoel’ van fietsers een constante in de Nederlandse cultuur. ‘Als ik naar buiten kijk, zie ik binnen een kwartier iemand aan de verkeerde kant over de stoep fietsen. Fietsers rijden ook vaak door rood. Ik geef ze trouwens geen ongelijk, ik blijf ook niet voor gek staan voor rood licht als er niks aan komt. Dat wachten duurt zo lang, dan kun je bij wijze van spreken een familie stichten.’
Maar gaandeweg zijn er wel meer onbehoorlijke fietsers bijgekomen. ‘Niet alleen de fietsers zijn zich slechter gaan gedragen, we zijn een ordeloze bende geworden. Ik beklaag me niet, ik ben geen mopperaar: het is zo. En geen mens kan er wat aan doen. Je ziet het op straat, in het persoonlijk verkeer en op internet. Nu.nl is mijn favoriete internetkrantje en daar is een rubriek Nujij.nl waar kunnen mensen hun mening achterlaten. De reacties zijn meedogenloos, het zijn gorilla’s. Het gedrag van de fietser past binnen deze ontwikkeling, het is een afspiegeling van onze cultuur.’
Al lijkt het gedrag van de fietsers soms erger dan het gemiddeld genomen is. ‘Als je de fietser als een beroepsgroep beschouwt dan wordt de fietser beoordeeld naar de slechtste vertegenwoordiger’, zegt Hofland. Hij spreekt uit ervaring. ‘Als er onder journalisten één handige leugenaar is, dan verspreidt dat gerucht zich razendsnel. Je merkt het als je als journalist ergens binnenkomt, mensen zien je als het snelle type dat met een half woord alles denkt te hebben begrepen.’ Zo is het ook met fietsers, de meest lompe fietser bepaalt het beeld dat andere weggebruikers van de fietser hebben.

Zegen
Maar wat men ook van fietsers mag vinden, we moeten ondanks het soms horkerige gedrag blij met ze zijn. ‘Dat er veel fietsers zijn, is een zegen voor het land. Stel je voor dat alle fietsers in een auto zouden gaan zitten. Dat past gewoon niet. Vroeger reed ik met mijn Volkswagen naar mijn werk in het centrum. Dat ging prima, je betaalde een paar cent aan benzine en ik kon altijd mijn auto parkeren. Nu is zo’n tocht een onmogelijke onderneming.’
Hofland verwacht dat de fiets in de Europese steden een glansrijke comeback zal maken. ‘De olie wordt duurder, dat is onomkeerbaar. Autorijden wordt daardoor fors duurder, daar is niks aan te doen. Voor de korte afstand zullen meer mensen de fiets pakken. Ook zijn we het punt van de autoverzadiging voorbij; de stad kan niet meer auto’s opnemen dan die nu al dagelijks verzwelgt. Niet iedereen kan in de tram, dus er zal wel meer gefietst moeten worden.’
Het succesvolle leenfietsenproject Vélib’ in Parijs dat bedoeld is om vervuiling en verkeersopstoppingen terug te dringen, toont al aan dat de fiets in Europa aan populariteit wint. Vélib is geënt op het witte fietsenplan van Luud Schimmelpennink. De Franse initiatiefnemers hebben zijn ideeën bestudeerd en succesvol uitgevoerd. ‘Luud zou daarvoor moeten worden opgenomen in het Légion d’honneur’, vindt Hofland. ‘Ik heb alle vervoermiddelen die Luud heeft ontworpen getest, het waren vrijwel altijd goede concepten. Nu zijn er hybride auto’s, maar Luud heeft al veel eerder een hybride fiets gemaakt. Daar heb ik ook op gefietst, een mooi apparaat. Als je van een brug afreed, werd in de afdaling energie opgeslagen in een accu. Bij de volgende brug hielp een elektromotortje je weer om gemakkelijker tegen de helling op te fietsen.’ De fiets is nooit in productie gekomen. Van veel plannen van Schimmelpennink is überhaupt weinig terechtgekomen. Hofland: ‘Zijn ideeën zijn goed. Maar hij overschat het gezond verstand van mensen.’

Bijna volmaakt
Dat Hofland met plezier Schimmelpenninks vindingen testte, komt voor uit zijn belangstelling voor techniek. ‘Ik heb eens zelf een koekoeksklok – zonder vogeltje trouwens – gebouwd. Dat was best lastig. Ik heb vervolgens het raderwerk aangesloten op een voertuigje, maar dat kwam niet vooruit. Teveel frictie.’ De opgedane kennis is terechtgekomen in het boek Rederij Hofland uit 2000 waarin hij uitlegt hoe je met simpele materialen die je op straat kunt vinden wagentjes, bootjes en windmolens kunt maken.
De fiets, waarvoor je ook de benodigde onderdelen op straat bij elkaar kunt scharrelen, is een apparaat dat zijn goedkeuring kan wegdragen. ‘Een fiets is een voertuig dat de volmaaktheid nadert. Het heeft twee wielen, geen motor en een eenvoudige en efficiënte overbrenging met twee tandwielen en een ketting. Daar valt niet veel aan te verbeteren; de essentie is goed geregeld.’ Alleen de armzalige verlichtingstechniek blijft Hofland verbazen. ‘Af en toe vind ik een lampje op straat. Geen enkele fabrikant slaagt er klaarblijkelijk in om degelijke verlichting te maken, terwijl het echt niet ingewikkeld is.’

Categorieën