Dat de fiets het zou winnen, was veertig jaar geleden geen uitgemaakte zaak

De fiets regeert in Amsterdam

amsterdam-0291

Niemand heeft het gemerkt, maar vier jaar geleden heeft de auto het in Amsterdam afgelegd tegen de fiets. Toen gingen meer fietsers dan automobilisten de binnenstad in en uit. Met het succes komen ook de problemen.

Als je in Amsterdam ergens heen wilt, pak je de fiets. Niet omdat Amsterdammers nou meer van fietsen houden dan andere Nederlanders, maar de fiets is wat snelheid betreft gewoonweg niet te verslaan. De cijferaars van de gemeente hebben uitgerekend dat de auto, de fiets en het ov alle drie gemiddeld ongeveer even hard gaan: zo’n 15 kilometer per uur. Maar de fiets heeft één groot voordeel: hij kan overal komen, terwijl auto’s, bussen, metro’s en trams altijd van een plek vertrekken waar je niet bent en gaan naar waar je niet moet zijn. Je moet immers lopen of een parkeerplaats zoeken. Dat kost tijd.

Half miljoen ritjes
Amsterdammers weten zelf heel goed dat de fiets het meest efficiënte vervoermiddel is. Meer dan zestig procent van de verplaatsingen binnen de ring (A10) gaat inmiddels op de fiets. Dat zijn 493.000 fietsritjes per dag. En de groei is ten koste gegaan van de auto. Die heeft sinds 1990 133.000 ritten per dag ingeleverd.
Dat de fiets het zou winnen, was veertig jaar geleden geen uitgemaakte zaak. ‘In de jaren zestig zijn brede toegangswegen naar het centrum aangelegd. Begin jaren zeventig waren er plannen om dat netwerk door te trekken en uit te breiden’, vertelt Govert de With van de afdeling Amsterdam van de Fietsersbond. Hij zit over de kaart gebogen en wijst aan hoe de Vijzelstraat, de Weesperstraat en de Haarlemmerhouttuinen de vooruitgang in de vorm van auto’s tot diep in het oude hart van Amsterdam hadden moeten brengen.
Dat leidde tot hevige protesten. De bewoners wilden hun stad leefbaar en veilig houden. Ze hadden alle reden om in het geweer te komen. De ongevallencijfers waren naar hedendaagse maatstaven onvoorstelbaar hoog. Begin jaren zeventig kwamen elk jaar meer dan 500 fietsers om in Nederland – in 2010 waren dat er 162. Uit die protestbeweging in Amsterdam en andere steden is de Fietsersbond voortgekomen.

 

Geen trots
Sinds de protesten is het tij gekeerd; de autostroom is in Amsterdam ingedamd. Dat de fiets ooit het dominante vervoermiddel zou worden, hadden de actievoerders van destijds niet durven dromen.
‘De fiets is succesvol en de groei is onstuitbaar’, vertelt De With. ‘Maar men is er niet trots op. Men vindt dat fietsers gevaarlijk doen en al die geparkeerde fietsen zijn maar rommelig. Cohen, de vorige burgemeester, had pas door dat Amsterdam met de fiets iets bijzonders had toen allerlei mensen hem daarover wilden spreken op de klimaatconferentie in Kopenhagen. Het is de rol van de Fietsersbond om te benadrukken hoe goed het is dat zo veel Amsterdammers fietsen. Je moet natuurlijk wel de problemen benoemen, maar we moeten niet meegaan in dat negatieve’, zegt De With. ‘En als je toch minder drukte wilt, moet je de mobiliteit inperken, maar dat wil eigenlijk niemand. De enige manier om in Amsterdam nog meer mensen te verplaatsen, is met de fiets.’

Ov is duur
Tot die slotsom zijn de gemeenteambtenaren ook gekomen. ‘Dankzij de fiets is het ons gelukt de stad bereikbaar te houden’, zei gemeenteambtenaar Bas van den Heuvel van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) vorig jaar op het symposium Fietsen in Amsterdam. Hij hield zijn publiek voor dat investeringen in de fiets Amsterdam het meest opleveren. ‘Het effect per euro is dan het grootst. Bij het openbaar vervoer moet er behoorlijk gesubsidieerd worden per verplaatsing.’ Fietsers zijn goedkoop voor de gemeente, maar er zijn ook nadelen. Van den Heuvel voorziet ‘een strijd om de openbare ruimte’.

 

Ruimte
‘Dat is inderdaad het thema in Amsterdam’, bevestigt De With. ‘De gemeente zet in op het elektrisch rijden. Maar benzine vervangen door elektriciteit lost niets op. Het probleem is de ruimte.’ Tijdens een rondleiding door de stad wijst De With waar het knelt. Het Centraal Station, waar het moeilijk is een plek te vinden: ‘De gemeente doet haar best, maar je moet steeds verder lopen.’ Volgende stop, het Muntplein: ‘Zes wegen komen op dit plein uit. Volgens de prognoses loopt het verkeer hier in 2020 gewoon vast.’ Daarna het Leidseplein, waar ’s ochtends vroeg wrakkige fietsen op hun eigenaar wachten: ‘Het uitgaanspubliek komt de laatste jaren op scooters en fietsen. Die raak je hier niet kwijt. Gelukkig is er nu vlakbij een ponton in de gracht gelegd.’
De With toont niet alleen moeilijkheden. Er is één plek die vooruitwijst naar de toekomst: de Geldersekade. De auto is daar op een zijspoor gezet en de fietser heeft met een zeer breed fietspad ruim baan gekregen. De With denkt dat politici er niet aan zullen ontkomen om dat op meer plekken te gaan doen. ‘Geen politicus zal het hardop durven zeggen, maar de Noord/Zuidlijn (nieuwe metrolijn, red.) zal gevolgen hebben voor de tramlijnen. De ruimte die dat oplevert, kun je aan voetgangers en fietsers geven.’ En ook auto’s moeten verder inschikken. ‘Die nemen nog steeds veel ruimte in beslag. Als er geen parkeerplek is, hoef je er ook niet met de auto heen te rijden.’

Categorieën