‘Als er één fiets staat, ‘jongt’ het meteen weer aan’

‘Wat kan de stad nog aan?’

stalling in reuzenrad

Binnensteden verwerken ‘snelwegaantallen’ fietsers die ook een keer stoppen en parkeren. Dat levert hier en daar chaos op. Wegslepen lost niet alles op. De nieuwe aanpak: fietsers verleiden met lichtvakken, hotelbalies en schone wc’s.

Het is voor een oude binnenstad die uitpuilt van fietsen een surrealistisch beeld: een straat in hartje centrum, volkomen vrij van geparkeerde fietsen. En het blíjft leeg in de Utrechtse Drift. Elke dag, wanneer je er ook maar kijkt.
In deze straat, zo staat op een bord te lezen, geldt een fietsparkeerverbod. Doorgaans maakt zo’n bord totaal geen indruk en is de paal vooral handig om je fiets aan vast te ketenen.

Fietsvrije straat

Maar de Drift blijft fietsvrij dankzij een zero tolerance-beleid. In de binnenstad patrouilleren ‘jaar rond’ fietsparkeerwachters die uitkijken naar gevaarlijk of illegaal geparkeerde fietsen. Zo nodig roepen ze een vrachtwagentje met een open laadbak op die ervoor zorgt dat de gevaarlijk of fout geparkeerde fietsen meteen afgevoerd worden.
Waarom geldt op de Drift zo’n streng wegsleepbeleid? ‘Het slibde helemaal dicht. We kregen foto’s van hulpdiensten – brandweerwagens en politieauto’s – die tussen de fietsen moesten laveren. En voor de universiteit is de Drift een visitekaartje. Een plek waar je kunt flaneren of lunchen op een bankje. Dat was door alle geparkeerde fietsen onmogelijk geworden’, legt Frans-Jan van Rossem van de gemeente Utrecht uit. ‘In aanloop naar de handhaving hebben we samen met de universiteit stewards ingezet om studenten te verwijzen naar de vlakbij gelegen stalling.’
Nu controleren de handhavers of de studenten het parkeerverbod ook daadwerkelijk respecteren. De gemeente kan geen dag verslappen. ‘Als er één fiets staat, ‘jongt’ het meteen weer aan.’

fietshotel_cmyk_300
Een fietshotel

Snelwegaantallen fietsers

De parkeerdruk op de Drift staat niet op zichzelf. Het fietsgebruik is sterk gegroeid. Op de belangrijkste fietsverkeersader door het centrum komen per dag gemiddeld zo’n 32.000 fietsers voorbij. ‘Dat zijn snelwegaantallen’, aldus Van Rossem. En die fietsers stoppen een keer met fietsen en parkeren dan hun fiets.
‘Wij doen al een jaar of zes een fietsparkeerdrukmeting. Dan tellen we de fietsen die buiten de vakken en de rekken staan. Daaruit blijkt dat we in de binnenstad een tekort hebben van 5000 tot 6000 plekken. Dat aantal is al een paar jaar stabiel. We hebben de groei kunnen opvangen met drie inpandige gratis stallingen. Die werden niet optimaal benut, maar worden nu goed gebruikt dankzij het elektronische verwijssysteem.’

Dat systeem is gemodelleerd naar de elektronische borden voor parkeergarages die aangeven hoeveel plekken er nog zijn. Het werkt goed, zegt Van Rossem. ‘Op donderdag, vrijdag en zaterdag is de stalling op het Vredenburg altijd vol. We zijn nu aan het zoeken naar nieuwe locaties. Daar is ook al geld voor gereserveerd. Het is eerder een zaak van plek dan van geld.’ De gemeente hoopt de kelder van het monumentale voormalige postkantoor op de Neude aan de stallingenlijst toe te voegen. ‘We zijn in onderhandeling.’
Van Rossem benadrukt dat je in principe ‒ op een handvol parkeerverboden na ‒ overal je fiets mag neerzetten, tenzij dat tot een gevaarlijke situatie kan leiden. ‘Mensen maken hun fiets wel eens aan een brandkraan vast, zetten hem voor een nooduitgang of op blindengeleidetegels. Het is vaak geen kwade wil, maar veel mensen weten gewoon niet waar die geribbelde tegels voor dienen. Ze denken dat het voor de waterafvoer is.’
Volgens Van Rossem koestert Utrecht de fiets. ‘Fietsen horen bij de stad. Wij willen het fietsen faciliteren. Zelfs in winkel- en wandelgebieden mag je je fiets parkeren, al is dat misschien nog wel een discussie waard. Waar wij naar streven is dat voetgangers in winkelstraten zo min mogelijk obstakels hebben. We proberen bezoekers daarom te verleiden om de fietsen aan de rand van het winkelgebied te parkeren.’

Luxueuze stalling

Een experimentele luxueuze en gratis stalling in een oud winkelpand tussen station en Dom moet fietsers ertoe brengen de fiets netjes weg te zetten. Er zijn kluisjes, schone wc’s, je kunt elektrische bakfietsen huren en buggy’s lenen, en er is vriendelijk personeel aangenomen dat je opgewekt begroet.
‘De stad wordt steeds meer een dagje uit’, zegt ontwerper Godfried de Graaff die deze stalling voor de gemeente heeft ontwikkeld. ‘Veel aankopen gaan via internet. Maar voor de leuke boetiekjes, koffietentjes en dergelijke kom je naar de binnenstad. Als iemand in de stalling je welkom heet, begint je dagje uit daar al. Als je je fiets in een donker achterafplekje moet stallen is dat geen prettig begin. Zo’n bemande stalling met een open balie zoals in een hotel verbetert de leefbaarheid en de beleving van de binnenstad. Je moet zo’n stalling niet automatiseren. Een tourniquet is geen leuk dagje uit.’

Wat De Graaff betreft komen er verspreid over de binnenstad nog veel meer van dit soort stallingen. ‘Stel dat je één op de honderd panden tot een fietsservicepunt ombouwt, wat zou dan de meerwaarde zijn voor je stad? De beleving van de stad verbetert daardoor enorm. Misschien is die meerwaarde wel groter dan de kosten van die panden.’
‘Natuurlijk kosten stallingen geld. Maar bedenk dat auto’s parkeren ook geld kost. Niet het kaartje, dat betaalt de automobilist. Alle infrastructuur om bij die garage te komen, moet ook aangelegd en betaald worden. En de overlast van rijdende auto’s knaagt aan de beleving van de binnenstad. Dat zijn de verborgen kosten van het autoparkeren.’

wegknippen fietsen vrachtwagen
Beeld-auteur: Michiel Slütter

Wegslepen is negatief

De Graaff wil de fietser niet heilig verklaren. ‘De fietser is anarchistisch. Dat hangt met het voertuig samen: de fiets is eigenlijk te geschikt voor de binnenstad. Hij is wendbaar en je kunt heel gemakkelijk de snelheid aanpassen aan de omstandigheden.’
De Graaff wil niet mopperen op de fietser. ‘Je moet natuurlijk blij zijn met het fietsprobleem. De fiets is heel efficiënt om veel mensen naar het centrum te krijgen. Maar dat je letterlijk van deur tot deur kunt fietsen, kun je niet blijven faciliteren. Er is niet genoeg ruimte. De vraag die zich nu aandient, is: wat kan de stad nog aan? Vroeger mocht je overal waar plek was je auto neerzetten. Vervolgens kwamen er parkeervakken. Die zijn er nu ook voor fietsers. Fietsers zullen zich aan dezelfde regels moeten houden. Parkeer je buiten de vakken, dan krijg je – net als bij auto’s – een boete.’
‘Die discussie hebben we in Groningen ook gehad’, zegt Jaap Valkema van de gemeente Groningen. ‘Ook hier hebben we hotspots met overlast. Anderhalf jaar geleden hebben we gezegd: handhaven is eigenlijk negatief. Wij willen mensen op de fiets krijgen, wij willen ze positief verleiden. De langparkeerder wil zijn fiets wel in een inpandige stalling zetten. De kortparkeerder niet. De overlast van kortparkeerders los je met handhaving niet op. Als ze er een halfuurtje staan, zijn ze alweer weg voor je wegsleepploeg er is. En wegslepen geeft een negatief imago.’
Daar heeft Groningen op het Broerplein ervaring mee opgedaan. Net als op de Drift in Utrecht is het een plek waar studenten graag hun fiets parkeren. ‘We haalden fietsen weg en dan kwam de volgende fietser eraan en die zei: Fijn, dankjewel! Nu kan ík mijn fiets er weer neerzetten.’ Nu lopen er twee fietsstewards ‒ betaald door de universiteit ‒die uitleggen waar je je fiets wél mag neerzetten. Dat is veel goedkoper dan handhaven en het is een positiever signaal. Het scheelt een hoop gemopper. Als je zorgt dat er niks staat, is de eerste fiets een drempel.’

discodame_cmyk_3001

Stalling met garderobe

Groningen is continu aan het experimenteren met fietsparkeren. ‘Op de Grote Markt komt een lichtvak waarbinnen je je fiets mag parkeren. Dat is iets nieuws, iets leuks. Daar is het uitgaanspubliek gevoelig voor. Als het plan Binnenstadsvisie door de gemeenteraad komt, krijgen we 1200 plekken aan de oostkant van de Grote Markt. Waar we naartoe willen, is dat er meer in de stalling mogelijk is. Het moet een lifestylestalling worden. De aantrekkelijkheid moet omhoog; het moet niet meer de donkere kale kelder zijn waar je niet naartoe wilt. Misschien moeten we er een pakketjesdepot vestigen. Dan kun je je internetaankopen meenemen als je aan het eind van de dag je fiets haalt.’
‘Vanaf een uur of tien gaat de muziek wat harder aan. We willen hem namelijk ’s nachts openhouden voor het uitgaanspubliek. Die groep kun je bereiken door een garderobe aan te bieden waar ze de jas kunnen achterlaten. En ze krijgen een kortingsbon voor een biertje.’
Valkema blijft onvermoeibaar speuren naar mogelijkheden om fietsen te stallen. ‘We onderzoeken nu automatische stallingen. Er is vaak ruimte onder winkels, maar die kelders zijn eigenlijk heel slecht bereikbaar. Misschien kun je daar automatische stallingen van maken voor bewoners en werknemers. Met een kleine opening kan de fiets dan volautomatisch naar binnen. We denken ook aan een bovengrondse automatische stalling die dankzij glazen wanden tegelijkertijd een attractie is: Kijk, daar gaat mijn fiets!’
‘De helft van het parkeerbeleid is het verhaal. Dat hebben we van Kopenhagen geleerd (een stad die veel aan fiets-pr en -marketing doet, red.). We zijn in Nederland altijd heel druk geweest met bouwen en het vaststellen van allerlei normen, maar de zachte kant ‒ communicatiecampagnes met flyers, spotjes en stewards ‒ is even belangrijk. Waar het om gaat, is dat je mensen mee moet nemen. Dat mensen weten: hier word ik geacht mijn fiets neer te zetten. Het is niet dat daardoor ineens de hele stad netjes is. Maar als je tien tot twintig procent bereikt en als die groep het gedrag wil aanpassen, zijn de grootste knelpunten al opgelost.’

Categorieën