De wetenschap heeft de fiets jarenlang links laten liggen. ‘De fiets werd zelden beschouwd als een onderwerp waarmee je je kon profileren. Maar dat is nu wel aan het veranderen.’
Dat uitgerekend een Amerikaan wordt aangesteld als ‘fietsprofessor’ aan de Radboud Universiteit in Nijmegen wekt verbazing. Wat kan een Amerikaan uit een land waar iedereen het liefst autorijdt ons nou leren over fietsen?
‘Ik heb een frisse blik’, zegt fietsprofessor Kevin Krizek. Hij wil onderzoeken welke lessen je uit de Nederlandse praktijk kunt trekken voor buitenlandse steden. ‘We weten nog niet precies wat in Nederland goed heeft gewerkt en ook niet waarom.’
Krizek is voor een periode van drie jaar een visiting professor. Elk jaar komt hij een paar weken langs voor onderzoek. Afgelopen voorjaar was hij weer in Nijmegen en was toen vooral veel tijd kwijt met het te woord staan van de pers.
Dat de Radboud Universiteit een Amerikaan kiest, is minder vreemd dan het lijkt. ‘Tot voor vijf jaar geleden waren er bijna geen Nederlandse wetenschappers die zich met fietsen bezighielden’, zegt Krizek. ‘Als ik naar het nationale verkeerscongres in Amerika ga, tref ik meer dan honderd wetenschappers die zich met fietsen bezighouden. Hier waren het er misschien vijf. Dat is ook niet zo gek, want fietsen is niks bijzonders in Nederland. Daar hoef je je niet mee bezig te houden. In Italië gaat ook niemand naar een kookcursus. Iedereen kan daar goed koken.’
Fiets is oplossing voor 'complexe problemen'
Maar inmiddels hebben wereldsteden waar het verkeer vastloopt hun hoop gevestigd op de fiets en kijken naar Nederland als het te volgen voorbeeld. Krizek: ‘Jullie hebben een vorm van vervoer die door velen als waardevol wordt beschouwd.’
Die plotselinge waardering heeft Nederlandse wetenschappers aan het denken gezet. Marco te Brömmelstroet, die zich aan de Universiteit van Amsterdam met Urban Planning bezighoudt, laat per mail weten dat hij ‘zeker druk vanuit het buitenland voelt’. ‘Wereldwijd wordt de fiets gezien als een eenvoudig middel voor veel complexe problemen en men kijkt dan naar Nederland als gidsland.’ Hij voelt een ‘morele plicht’ om het buitenland te helpen. Hij wil daarom dit jaar samen met Krizek en andere wetenschappers de Dutch Cycling Academy opzetten.
Fietsbeleid. Wat hebben we de wereld te bieden?
‘Wat mensen hier vooral kunnen leren is dat het Nederlandse fietssysteem, technisch en sociaal, ontzettend complex is. We hebben een Summer School opgezet en centraal daarin staat het ervaren. We bieden internationale beleidsmakers de mogelijkheid om aan den lijve te ervaren wat een echte fietsstad kan zijn.’
En passant krijgen ze uitleg over de typisch Nederlandse gewoonte om de fiets en trein te combineren, de rol van de fiets in het ruimtelijk beleid en welke gewoontes Nederlandse fietsers zoal hebben.
Fiets was lang geen onderwerp voor wetenschappers
Het is overigens niet zo dat de fiets helemaal vergeten was door de academische wereld, benadrukt Te Brömmelstroet. Maar de fiets kwam alleen aan bod als onderdeel van bredere studies. ‘Terecht of niet: de fiets werd zelden beschouwd als een onderwerp waarmee je je kon profileren. Maar dat is nu wel aan het veranderen.’
Volgens Te Brömmelstroet zijn er twee ontwikkelingen waar wetenschappers zich mee bezig moeten houden: krimp en groei.
In krimpregio’s gaan mensen steeds minder fietsen. De voorzieningen zijn simpelweg te ver om te fietsen. Terwijl in de grote steden wethouders juist worstelen met de gevolgen van de populariteit van de fiets. ‘Normaal gaan beleidsmakers dan op reis, maar waar kun je naartoe om te zien hoe we van een fietsaandeel van 25 naar 50 procent moeten groeien?’ Wetenschappers moeten de beleidsmakers daarom te hulp schieten. In de woorden van Te Brömmelstroet: ‘Van reactief naar proactief fietsbeleid’.
De fiets en 'traffic engineering'
Daarmee herhaalt de geschiedenis zich. Ruim veertig jaar geleden werden bestuurders ook ineens geconfronteerd met fietsproblemen waar ze zich geen raad mee wisten. ‘Het beeld is dat het fietsgebruik sterk terugliep in de jaren zeventig, maar in sommige gebieden werd nog massaal gefietst. In Utrecht bijvoorbeeld was het aandeel van de fiets in het verkeer in 1970 zelfs dertig procent’, zegt Hans Buiter, verenigingshistoricus van de ANWB. Voor zo’n percentage moeten veel gemeenten in 2015 zelfs nog flink hun best doen.
Buiter heeft tien jaargangen (1970-1980) van het vakblad Verkeerskunde doorgespit om te onderzoeken of de fiets überhaupt een onderwerp was voor de verkeerskundigen. Hij is tot de conclusie gekomen dat de Nederlanders zich de fiets niet zomaar lieten afpakken. ‘De verkeerskundigen waren in die tijd helemaal niet op zoek naar de fiets, maar ze kwamen de fiets tegen. Ze waren geïnspireerd door de Amerikaanse wetenschappelijke aanpak van het verkeer: traffic engineering. En daar hoorde tellen bij. Vervolgens werden op basis van de cijfers modellen gemaakt. De fiets kwam in beeld dankzij het tellen. Het bleek dat er nog steeds veel fietsers rondreden en in sommige gebieden werd zelfs massaal gefietst. De fietsers waren niet verdwenen, maar de auto’s waren erbij gekomen en die beheersten het beeld. En dat toegenomen autoverkeer leidde tot meer verkeersonveiligheid. De beleidsmakers en de verkeerskundigen keken naar de cijfers en zagen dat er iets moest gebeuren.’
Stop de Kindermoord
Tegelijkertijd nam vanuit de samenleving de druk toe. De actiegroep Stop de Kindermoord stelde het gevaar van het autoverkeer aan de kaak. En de fietsers hadden natuurlijk in de gaten dat ze op straat in de knel kwamen. Ze begonnen zich te roeren: het begin van de Fietsersbond.
Buiter: ‘Dat er daadwerkelijk meer voor fietsers werd gedaan, hangt samen met het hoge democratische gehalte van het bestuur in Nederland. In een pluriforme samenleving wordt ook de minderheid bediend.’
Fietsvluchteling
Juist dat element – het hoge democratische gehalte van het bestuur ‒ maakt Nederland bijzonder, zegt de Brit David Hembrow. Hij is met zijn gezin naar Nederland geëmigreerd omdat je hier zo fijn en veilig kunt fietsen. Vanuit zijn woonplaats Assen organiseert hij studietrips voor buitenlandse verkeerskundigen, wetenschappers en fietsactivisten. Hij is al sinds 2006 druk bezig met het uitdragen van de verworvenheden van het Nederlandse fietsbeleid.
‘Nederland heeft gewoon geluk gehad. In andere landen werden ook veel kinderen doodgereden door auto’s. En andere landen hadden ook een oliecrisis. Maar de wijze waarop de politici op die ontwikkelingen reageerden, verschilt nogal.’
‘Ik ben in Auckland (Nieuw-Zeeland, red.) opgegroeid. Laatst las ik een bericht dat daar nu het eerste vrijliggende fietspad is aangelegd. Dat verbaasde mij, want ik herinner mij dat ik in Auckland begin jaren tachtig al op een fietspad naar de middelbare school fietste. Daar is het toen bij gebleven. Ze zijn niet verdergegaan met aanleg en onderhoud van fietsvoorzieningen. En dat geldt ook voor steden in Groot-Brittannië. In Nederland is dat de laatste veertig jaar wél gebeurd. Ik denk dat de andere keuzes van Nederland te maken hebben met het sterke sociale beleid. De verschillen tussen arm en rijk zijn niet groot in Nederland en dat draagt bij aan sociale cohesie. Met iedereen wordt rekening gehouden; ook met fietsers.’
Fietsambtenaren zijn 'unknown heroes'
En Hembrow roemt het goede werk van de anonieme ambtenaren die sinds de jaren zeventig in stilte en gestaag goede fietsinfrastructuur hebben opgebouwd. Ze hebben in de praktijk uitgevonden hoe je goede fietspaden en rotondes én fietsvriendelijke woonwijken moet aanleggen.
De Amerikaanse fietsprofessor Krizek beaamt zijn observatie en noemt de Nederlandse ambtenaren zelfs ‘the unknown heroes’. ‘Zij waren goed in het oplossen van problemen. Er was geen blauwdruk voor wat ze aan het bouwen waren. Ze deden inzichten op zonder het houvast van een theoretische onderbouwing.’ Zo is gaandeweg een fietsinfrastructuur en -cultuur ontstaan waarvan wij Nederlanders tot voor kort niet eens wisten dat die bijzonder zijn.
Oude fietsers zijn 'indicator species'
Een teken van succes vindt Krizek de aanwezigheid van ‘indicator species’. Een begrip uit de biologie. Als je bijvoorbeeld ijsvogels ziet, weet je dat het water helder en schoon is. Als je veel kinderen en ouderen ziet fietsen, weet je dat het fietsklimaat in orde is. In Nederland kan doorgaans eigenlijk iedereen overal op de fiets komen.
Krizek noemt het Nederlandse fietsen ‘accelerated walking’. Dat geeft al aan hoe alledaags het is: fietsen is zoiets als lopen, alleen wat sneller. ‘Fietsen wordt geroemd als duurzame mobiliteit. Dat is prima. Maar je moet het niet gaan vieren als iets bijzonders. Het is net als lopen. Dat doe je gewoon en dat ga je ook niet vieren. Fietsen moet je ook gewoon doen. Je moet het niet op een voetstuk plaatsen.’
Net nu we erachter zijn dat we iets bijzonders hebben, moet het fietsen weer worden wat het altijd al was: gewoon.
Een lijst met medewerkers
Word lid van de Fietsersbond
Steun de belangenbehartiger van fietsend Nederland en ontvang heel veel voordeel!